Page 10 - Sterk Magazine
P. 10
Na de vraag of we koffie willen, loopt hij direct naar de espressomachine bij Muller & Co in Berkel en Rodenrijs. Niet veel later komt hij terug met twee gevulde kopjes van Man Met Bril Koffie. Het typeert de man achter de onder- nemer, het typeert de bevlogen voorzitter van Koninklijke Horeca Nederland (KHN). Robèr Wil- lemsen staat niet boven zijn personeel, hij staat ertussen. “Ik sta achter mijn team. Veel hore- caondernemers hebben een serieus probleem omdat ze niet aan personeel kunnen komen. Een kwart van de 450.000 horecamedewerkers in Nederland is tijdens de coronacrisis - al dan niet gedwongen - uitgestroomd. Ze hebben een baan gevonden in een andere branche, ze zijn inmiddels gewend aan het nieuwe werkritme en aan de nieuwe collega’s. Ze keren niet of nau- welijks terug. Gevolg is dat alle restaurants en cafés na de heropening tegelijkertijd in dezelfde kleine vijver vissen. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik niet met dat probleem kamp. Joyce (Joyce de Jong, zowel privé als zakelijk zijn partner, red.) en ik hadden een spaarpotje en met dat spaar- potje hebben we de rekeningen en salarissen kunnen doorbetalen. We hebben niemand de wacht hoeven aan te zeggen. We hebben ons fantastische team weten te behouden.“
Het was zijn meest bewogen jaar ooit. “Ik snak naar vakantie, al is het maar voor drie dagen. Even naar de zon, even ontladen met mijn meis- sie.” Het publiek snakt ondertussen naar festi- vals. “Ik ben medeorganisator van CuliNESSE en Opperdepop. Ik zie de hunkering in de kaart- verkoop terug. Zowel voor CuliNESSE als voor Opperdepop is na de laatste persconferentie over de versoepelingen een run ontstaan op de tickets. VIP-arrangementen, passe-partouts, deze waren in no-time uitverkocht. Eindelijk wat vertier, mensen zijn er zo aan toe.”
Hij rende anderhalf jaar lang van interview naar interview, van overleg naar overleg. Hij groeide onbedoeld, en ongewild, uit tot een BN’er, hij had meer dan eens Mark Rutte aan de lijn, maar hij kreeg ook de lelijkste vervloekingen naar zijn hoofd geslingerd vanuit de eigen achterban.
De tropentijd als strijdvaardig boegbeeld van Koninklijke Horeca Nederland had hij vreemd genoeg niet willen missen. “Het was een uitzon- derlijke tijd. Normaal is niet vanzelfsprekend. Ik realiseer me door de coronacrisis meer dan ooit dat normaal heel bijzonder is. Ik heb veel ge-
‘OVER SCHIEDAM GESPROKEN, WE HEBBEN BIJ MULLER & CO SOWIESO ALLES UIT SCHIEDAM IN HUIS’
STERK MAGAZINE 10
leerd, ik ben een ervaring rijker. Ik ben een soort van blij en dankbaar dat ik de rol van voorzitter in deze bizarre tijd heb mogen vervullen. Dat laat onverlet dat die Hollandse poldermentaliteit me behoorlijk dwarszat en dwarszit. Die poldermen- taliteit legt een rem op de wendbaarheid. Alles verliep stroef, alles moest met elke partij afzon- derlijk worden besproken. Als een ondernemer zo rigide zou zijn als de politiek, dan overleeft hij of zij het niet. Je moet risico’s durven nemen, je moet fouten durven toe te geven om te kunnen groeien. Dat is geen gezichtsverlies, dat heet voortschrijdend inzicht.”
Een dikke streep kan hij er zeker nog niet on- derzetten. “We houden uiteraard vinger aan de pols. Het echte leed gaat nu pas beginnen. De horeca heeft een belastingschuld van 1,7 miljard euro. Een deel wordt misschien kwijtgeschol- den maar een nog veel groter deel moet de komende vijf jaar worden terugbetaald. Leve- ranciers gaan hun facturen innen. Het wordt nu spannend. Pensioenen zijn verdampt, er is in de horeca 5 miljard aan eigen vermogen verloren gegaan. We hebben als brancheorganisatie een bodemprocedure lopen tegen de staat voor een schappelijke schadevergoeding aan onze leden. Als deze bodemprocedure tot niets leidt dan sluit ik een parlementaire enquête niet uit. Onze branche is onevenredig hard geraakt. In onze ogen was het niet nodig de horeca zo lang dicht te houden. Nergens worden de hygiëneregels zo scherp nageleefd als in de horeca.”
Na zes jaar draagt hij op 1 juni 2022 het voorzit- tersstokje over. “Ik stel me niet herkiesbaar. Tot die tijd blijf ik me hard maken voor de belangen van onze leden, na 1 juni ga ik me volledig focus- sen op mijn bedrijf.”
Alsof hij het niet al druk genoeg heeft als spreek- buis van Koninklijke Horeca Nederland opende hij begin juni een tweede Muller & Co, en wel
in Nieuwerkerk aan den IJssel. “We hanteren er dezelfde kaart als in Berkel en Rodenrijs, de muziekkeuze is vergelijkbaar, de kleurstelling is identiek, maar het pand en daarmee de sfeer is anders. Muller & Co zit in Nieuwerkerk aan den IJssel in een oud stationsgebouw. Muller & Co is in Berkel een hang-out voor de B-driehoek, ik hoop dat in Nieuwerkerk te worden voor de IJsselgemeenten. De kracht van onze brasserie? Redelijk toegankelijk en heel gemoedelijk. We hebben op gezette tijden livemuziek, er wordt gedanst, maar er wordt zelden een polonaise gelopen.”
Met de versoepelingen is voor hem het heilige moment weer terug, een vaasje bier op vrijdagmiddag bij Joke en Theo van Rijswijk van Café Verschoor aan de Oostkousdijk in Rotterdam-Delfshaven. “Ik ben meer van het bier dan van de sterkedrank, maar als ik op mijn gemak ben lust ik wel een borrel. Bij De Pui hebben we, uit mijn hoofd gezegd, misschien wel honderd verschillende jenevers. Tegen een goede gin-tonic op zondagmiddag in de tuin zeg ik eveneens geen nee.
Een derde Muller & Co in Schiedam? “Ik sluit dat niet uit, maar ik hoef dit concept niet zonodig uit te rollen. Ik wil geen concurrent van mezelf zijn. Die oude stationshal leende zich voor een Muller & Co Over Schiedam gesproken, we hebben bij Muller & Co sowieso alles uit Schiedam in huis. Met alles bedoel ik alles wat vloeibaar is. Over Schiedam wordt geheel onterecht weleens min- netjes gedaan. Schiedam is een heel toffe stad, een onontdekte stad. Je hebt er zoveel parels. Een proeflokaal, spirit & food pairings, zou ik er als ondernemer heel goed aandurven. Er is veel talent in Nederland. We zijn goed vertegen- woordigd in de cocktailbartenders. Het bewijs wordt geleverd tijdens het International Dutch Distillers Festival. Mij ga je begin juni zeker zien in Schiedam, en waarschijnlijk al veel eerder.”