Page 82 - Hand in Hand - Editie 5
P. 82
UIT STAND
GOIST MIT DAANSN?
De titel boven deze column is geleend uit ‘Dorpsverhalen vanaf de Veluwe’ geschreven door J.G. Becker. Het boekje telt 139 verhalen (en 139 pentekeningen) over het dorpsleven op de Veluwe. Ik noem het hier niet alleen omdat onze uitgeverij het heeft uitgebracht en ik hoop dat er onder de lezers van ‘Hand in Hand’ liefhebbers zijn die het aanschaffen. Nee, de verhalen van Becker zijn daarnaast ook onweerstaanbaar aantrekkelijk
en een ervan (‘Goist mit daansn?’) appelleert sterk aan een op sportief gebied traumatische herinnering, die me al jong leerde dat rechtvaardigheid in het voetbal lang niet altijd onmiddellijk terechtkomt bij de ploeg die er het meeste recht op heeft.
Maar eerst even iets over ‘Goist
mit daansn?’ Dit is Gronings voor
‘Ga je mee dansen?’ en deze woorden werden op 21 oktober 1907 uitgesproken door Jacob Schuurman, de grootvader van de schrijver. Schuurman was schippersknecht
en hij voer volgens de auteur om zeven over acht in de morgen op een groenteschuit het Noord-Groningse dorpje Winsum binnen. Becker schrijft: ‘Op dat moment leegde Roelfke Frieling een afvalemmer in de gracht. Hij zag haar en wist: ‘Dit is r’. Hij riep haar toe: ‘Goist mit daansn vanoamd?’ Het was immers de avond van de jaarlijkse beestenmarkt. Ze knikte ja en om half acht die avond haalde Jacob haar op en ze hebben de hele avond gedanst’.
Zes maanden later was het stel getrouwd. Er kwamen twaalf kinderen en de negende was de moeder van Becker, die zich afvraagt: ‘Wat als de
wind uit het zuidoosten was gekomen? Dan was Jacob tien minuten later aan komen zeilen. Had-ie dan ooit Roelfke ten dans kunnen vragen? Wat was
er van mij gekomen als de mevrouw van het huis haar huishoudster Roelfke had opgedragen eerst de afwas te doen voor ze het afval zou wegbrengen?’
Vragen van eenzelfde strekking stel ik me regelmatig. Wat als mijn vader niet met de bus was gegaan, vroeg in de jaren 50 en daar mijn moeder had ontmoet? Dan had ik de kwelling van 18 september 1983 niet hoeven te ondergaan. En wat als Feyenoord die dag zijn kansen beter had benut en verdedigend zijn zaken beter
op orde had gehad? Wat als Keje Molenaar namens de aartsrivaal niet was ingevallen? En wat als diezelfde Molenaar niet uit een hoekschop met zijn schouder de bal had geschampt en op die manier een toevalstreffer had geproduceerd? Het betekende de 4-2 en Feyenoord gaf in de haast om deze onrechtvaardigheid recht
te zetten zoveel ruimte weg, dat
het scorebord aan het eind een onthutsende 8-2 aangaf. De jonge Amsterdamse ploeg wist wel raad met de cadeautjes van de Feyenoorders. Gek genoeg speelde Feyenoord in
het Olympisch Stadion een uur lang helemaal geen beroerde wedstrijd. Ook toen al had Feyenoord zijn zaakjes zo vroeg in het seizoen – het was de zevende speeldag – nog niet op orde. Het moest wennen aan de nieuwe spelstijl onder leiding van maestro Johan Cruijff, die het team was komen versterken na gebakkelei (ook toen al) met de clubleiding van de Amsterdammers.
Het scoreverloop gaf een uur lang totaal niet het wedstrijdbeeld weer. De 3-0 tussenstand bijvoorbeeld was zwaar geflatteerd. Feyenoord verzuimde de kansen te benutten
en Jesper Olsen, Marco van Basten en Peter Boeve scoorden binnen 25 minuten wél. Tien minuten later had Feyenoord zich via Peter Houtman en Henk Duut teruggevochten in de wedstrijd: 3-2. De aanvalsgolven van de Rotterdammers beukten op het doel van Hans Galjé en het wachten was op de gelijkmaker. Totdat in minuut 61 de al gememoreerde toevalstreffer van Keje Molenaar
de marge weer op twee bracht. Feyenoord dacht het alsnog te kunnen omdraaien, maar dat mislukte faliekant.
De 8-2 bleek een incident. Feyenoord speelde dat seizoen nog driemaal tegen de grote concurrent en wist ze tweemaal te verslaan: in Rotterdam werd het 4-1 en in de KNVB beker volgde na een 2-2 gelijkspel in Amsterdam een replay waarin Feyenoord met 2-1 won. De 8-2 kreeg de Rotterdamse trots er niet onder: de ploeg wist in dat seizoen de dubbel te halen. Toch is die 8-2 voor mij altijd een sportief litteken gebleven; vreemd genoeg veel meer nog dan de 10-0 nederlaag tegen PSV.
‘Wat-als vragen’ zijn in mijn ogen tamelijk zinloos, maar tegelijkertijd een mooi tijdverdrijf. Met name op zondagen als Feyenoord niet speelt en je heerlijk weg kunt dromen bij hoe dingen hadden kunnen lopen als niet (of wel) ... ‘Goist mit daansn?’
TON BRANDS
82
HAND IN HAND