Page 31 - HAND IN HAND 10
P. 31
Arne Slot: “Haha, zeker een hoofdprijs! Helaas niet de grootste hoofdprijs, maar wel een hoofdprijs. Ik vind het vooral een hoofdprijs omdat we dit jaar weer zoveel punten hebben gehaald
in de competitie, goed gepresteerd hebben in de Champions League en zo alles bij elkaar is het voor mij een KNVB beker-plus. Een beste speler kan ik niet noemen. Ik zeg altijd dat bij ons het team het individu goed maakt. De ene wedstrijd was die belangrijk, de andere wedstrijd die. Maar altijd had het individu het team keihard nodig. Ik zou heel veel jongens tekortdoen als ik er één speler uit zou halen. De Coolsingel vorig seizoen was schitterend, maar ik vond het vandaag ook een groot feest, hoor. We zijn de supporters veel dank verschuldigd.”
BROERS
Ik weet niets van ze. Niet hoe ze heten, niet waar ze wonen. Toch voelen ze voor mij vertrouwd, want ze zijn er altijd. Het is een mooi beeld, die drie broers naast elkaar in De Kuip. Ze verschillen in leeftijd en in lengte, maar met het gezette postuur, de geblokte hoofden met identieke gelaatstrekken en de kort geschoren grijze baarden zijn het onmiskenbaar broers. Ze zien er alle drie gesoigneerd uit.
De drie broers zitten naast elkaar, de grootste in
het midden. Ze reizen niet samen naar het stadion, want kort voor de aftrap komen ze gescheiden van elkaar de tribune op. Een van de broers draagt drie glazen bier, voor elke broer een. Tijdens de wedstrijd wordt er weinig gesproken. Dit zijn mannen van ‘geen woorden maar daden’. Ze hebben enkel oog voor het spel. Haast onbeweeglijk zitten ze daar, als sfinxen gehouwen uit Rotterdams graniet. Als Feyenoord scoort, juichen de broers niet. Vanbinnen, ja. Als Feyenoord verliest, kijken ze stoïcijns voor zich uit. Hun harten bloeden in stilte. In de rust gaan ze staan, alle drie met het rechterbeen iets naar voren, de perfecte symmetrie in hun ongeoefende choreografie.
Begin dit jaar kwam ik van een afspraak in België. Onderweg naar huis stopte ik bij Van der Valk Hotel Vianen om iets te eten. Toen ik de trap op liep naar het restaurant zag ik een van de broers. Hij kwam met een groep mensen, collega’s of klanten gok ik, de trap af. Toen wij elkaar passeerden, tikte ik hem even aan. “Hey, Feyenoorder.”
Hij keek me verbouwereerd aan. “Dat klopt, ja.” “Vakkie B. Met je broers.”
Hij lachte. Er was geen tijd voor een gesprek. Hij was met zijn gezelschap op weg naar beneden, ik naar boven.
“Tot zondag”, zei ik, terwijl ik doorliep de trap op, achteromkeek, mijn hand opstak en struikelde.
De eerstvolgende thuiswedstrijd van Feyenoord zaten ze er weer, broederlijk naast elkaar in hun Kuip.
Frans Reichardt
MEI 2024
31
ROOD-WITTE BRIL