Page 6 - Demo
P. 6
De Blauwdotter • Kerstnummer 2020
Handige jongens die Verlopen Zit in de genen Thomas Verloop Janskes overgrootva- der zat in de de scheepsbouw Volgens Janske zaten er in een oude balk op de de de zolder van de de de bomschuitenschuur nog kogelgaten “Van de Duitsers?” vraag ik “Nee kind kogels uit de Franse tijd ” Ik moet nog veel leren zie ik Jankse denken en en en en geef haar geen ongelijk Ik hoor namen Oom Thomas Thomas neef neef Arie opa Thomas Thomas achterneef Arie Allemaal Verlopen En allemaal timmer- mannen Ik noteer knik en en hang aan haar lippen Janske is tachtig maar weet alles nog Tot in in de de de kleinste details komen de de de verhalen boven Een goed geheugen zit kennelijk ook in de genen net als timmermansogen want ze geeft me me me een boekje mee met daarin de jeugdherinneringen van haar zus Coky (1932) opgetekend door Thomas van Duin Ik mag er er vrijelijk uit citeren en en doe dat met liefde Gouden rand
Zo beschrijft Coky het ouderlijk huis op de de Abraham van Royenstraat Aan de voorkant twee ramen met opgenomen vitragegordij- nen en en daar onder schuin gele geglazuurde steentjes Aan weerskanten van de ramen storren met schuine latten die later nog een rol zullen spelen bij de brand op 12 maart 1943 Maar laten we eerst naar binnen gaan Drie treetjes op dan de de voordeur met een trekbel Gelijk maar naar de voorkamer met rechts schuin de schoorsteen Erboven een een spiegel met koperen snuisterijtjes erop Dan een schemerlamp met de de theekast eronder twee deuren één was de de inbouwkast met onder meer een eetservies met gouden rand- je Als de de kinderen vroegen: ‘Wanneer eten we daar nou eens van?’ zei moeder: ‘Als jullie groot zijn een een met een een vrijer thuiskomen ’ Janske was twee toen haar ouderlijk huis van de kaart werd geveegd De koperen snuiste- rijen herinnert ze zich niet meer Het servies met gouden rand
heeft ze nooit gezien Ze heeft er er er wel over gehoord Zoals ook het ver- haal van de de brand uit de de overlevering komt “Daar moet je mee oppassen” zegt ze ze terecht doelend op het verkleuren van tweedehands verhalen “Ik weet dat ik als kind rechtop
in mijn bed zat een peuter met roetzwarte neusgaten verstijfd van angst Dat is mijn vroegste jeugdherinnering Voor de rest heb ik alles over de brand gehoord van mijn zus- sen en en van mijn moeder Maar ik wil het je met een gerust hart vertellen hoor ” Vuurbal
Vrijdag 12 maart 1943 is het prachtig weer Na school zijn de de meiden buiten aan het spelen Ze hinkelen gillen en en en en en en gooien steen- tjes op straat Moeder roept dat ze moeten ophouden met die herrie Is er er soms storm op komst? Als van de boenduivel bezeten is ze bezig met de grote schoonmaak geholpen door een nicht de nijdige vrijdagmiddag- poets ‘s Avonds – wanneer de de rust is wedergekeerd – zet moeder een groene trui op de de pennen voor Coky Janske ligt al op bed Zus Leunie
is naar de mondharmonicaclub Concordia De drie andere meiden – Jeena Coky en en en Titia – maken huiswerk aan de tafel Zoon Arie zit in in de de de rookstoel in in de de de voorkamer en vader is buiten om het huis te te te verduisteren Hij maakt de de de luiken dicht de de de storren met de de de schuine latten Dan opeens hoort hij het geluid van een vliegtuig Duitsers denkt vader en en en kijkt omhoog Er volgt een hels gefluit Een fractie later ziet Coky een vuurbal de kamer binnen 67