Page 29 - Zelfportret
P. 29

Beaujeu
De muren hebben schurft, de luiken zijn verrot er zit geen glas dan scherven in de ramen
de daken zijn verzakt de deuren zijn kapot
en houden zich met roestig blik tezamen.
De kroeg is kil, de vaste jongens praten over wat Franse boeren interesseert.
Ze zijn bereid de vreemdeling te laten voor wat hij is, als hij hen maar negeert
Ik denk vertwijfeld aan de mijnen
die nu volledig onbereikbaar schijnen.
En op datzelfde ogenblik van pure wanhoop, teken ik
een lijn zo teder als een borst met wijn op ’t tafelblad gemorst
29


































































































   27   28   29   30   31