Page 11 - BOEK III
P. 11

Inleiding
In dit Boek wordt onderzocht hoe de mens vanuit de kracht van het Ik de logos van mens en wereld zoals hij op gedifferentieerde wijze leeft in de verschillende lagen van een woordkunstwerk tot spreken kan brengen. Het gaat daarbij om een individueel interpretatieve activiteit die deze logos met behulp van de daartoe geëigende euritmische uitdrukkings- en vertolkings- middelen voor de esthetische ervaring toegankelijk wil maken.
In Boek I en Boek II is ernaar gestreefd een aantal van de euritmische uit- drukkings- en vertolkingsmiddelen die deze interpretatieve activiteit die- nen, vanuit hun bronnen inzichtelijk en invoelbaar te maken.
In Boek I werden met name behandeld, de twaalf euritmische dierenriem­ gestes en de daarmee corresponderende euritmische medeklinkergebaren. Daarbij is getracht de dierenriemgestes te begrijpen als uitdrukking van de twaalf verschillende wijzen waarop de ziel met de wereld verweven is.
In Boek II kwamen aan de orde, de zeven euritmische planeetgebaren en de daarmee corresponderende euritmische klinkergebaren. Op overeenkom- stige wijze is daarbij geprobeerd de zeven planeetgebaren te beschrijven als uitdrukking van de zeven mogelijke zijnswijzen of streefrichtingen van het Ik in de ziel.
Deze beide boeken wilden laten zien dat in de euritmische dierenriem- gestes en planeetgebaren aspecten van het bovenzinnelijke wezen van de mens op objectieve wijze hun uitdrukking vinden.
Boek III wil aan de hand van voorbeelden tonen, dat de euritmist met deze twaalf gestes en zeven gebaren evenzovele mogelijkheden in handen zijn gegeven om een tekst of thema gedifferentieerd te beluisteren. De euritmist zal door deze luisterende activiteit vervolgens tot een interpreta- tie kunnen komen die hij met behulp van alle overige euritmische vertol- kingsmiddelen over het voetlicht kan brengen. Het gaat bij de euritmische dierenriemgestes en planeetgebaren om uitdrukkings- en vertolkingsmid- delen die, zoals Rudolf Steiner aangeeft, hun menskundige basis hebben in de logos van de menselijke gestalte en zijn bewegingsmogelijkheden.
Het objectieve karakter van de euritmische uitdrukkings- en vertolkings- middelen laat echter onverlet, dat voor ieder vormgevingsproces in de eurit- mie een individueel interpretatieve activiteit de grondslag vormt.
Vanuit dit gegeven is het van belang vast te houden, dat in de euritmische woordkunst ondanks het feit dat haar elementen van zodanige aard zijn dat
625


































































































   9   10   11   12   13