Page 8 - FB 2018.03.10
P. 8
Bronnen van de Euritmie
met ‘dierenriem’ en ‘planeten’ niet in eerste instantie verwezen naar wat zich voor het oog aan het firmament toont. Ook niet naar de samenstel- lende delen en krachten die daarin met de middelen van de astrofysica waargenomen worden. Verwezen wordt naar de scheppingskrachten van de hiërarchische wezens waarvan deze constellaties in de wereldruimte de uitdrukking zijn.1 In de voordrachtenreeks Makrokosmos und Mikrokos- mos verwoordt Rudolf Steiner dit belangrijke onderscheid alsvolgt:
‘Zoals het water in de fysieke wereld een gelijkenis, een uitdruk- king is voor wat wij in de elementaire wereld als “water” aandui- den, zo is ons zonnestelsel een uitdrukking van de werkzaam- heid van geestelijke wezens zoals wij die met de namen van onze planeten en de sterrenbeelden van de dierenriem aanduiden. Neemt u de twaalf sterrenbeelden van de dierenriem en neemt u de loop van de zeven planeten [...] dan zien wij in de loop van de planeten de daden van de geestelijke wezens en in de twaalf ster- renbeelden van de dierenriem de geestelijke wezens zelf. Zoals wij in het zonnestelsel onderscheid maken tussen de planeten die bewegen en daarachter als in rust de sterrenbeelden, zo kunnen wij de wereld van de geestelijke wezens en hun daden voorstel- len als twaalf groepen van wezens waarvan de werkzaamheid zich uitdrukt in de bewegingen van de planeten. Maar wij mo- gen dat niet uiterlijk nemen. Wij mogen niet, wanneer wij de constellaties in de dierenriem beschrijven, de sterrenbeelden houden voor de geestelijke wezens zelf; daarmee zou men nog steeds in het uiterlijke blijven. De sterrenbeelden zelf zijn ook weer slechts uitdrukking van de hogere werelden en de hoge geestelijke wezens die daarin werkzaam zijn.’ 2
En onder verwijzing naar de manier waarop in De wetenschap van de ge- heimen der ziel de kosmologische ontwikkelingsstadia van mens en wereld door hem beschreven worden, kenschetst Rudolf Steiner dit onderscheid zo:
1 ‘Reëel-symbolisch’, zie 20.06.16, in: [GA169]. Zie ook Appendix V De die- renriem en de twaalf zintuigen van de mens; i.h.b. pp. 945. e.v. Zie verder Appendix I Planeten – dierenriem – werkwereld.
2 Rudolf Steiner, Makrokosmos und Mikrokosmos, 26.03.10, p.165, [GA 119]. 8