Page 14 - Bronnen van de euritmie 2018.02.28.pdf
P. 14

maakt en toegelicht. Men zou kunnen zeggen, dat zij in deze voordracht voor de eerste maal ‘gepubliceerd’ worden.5 Bij de al bestaande euritmische basiselementen om het gesproken woord tot zichtbaarheid te brengen – de euritmische medeklinkergebaren en de euritmische klinkergebaren – voe- gen zich nu 12 + 7 vorm- en bewegingsmogelijkheden van het menselijk li- chaam: de twaalf dierenriemgestes en de zeven planeetgebaren.
In aanvulling op de etherisch-euritmische laag van de klankgebaren bie- den deze vorm- en bewegingsmogelijkheden van de mens zich aan, om in de twee aansluitende wezensdelen objectieve aanknopingspunten te vinden
voor de kwalitatieve differentiatie van het etherisch-euritmische spreken. Als uitdrukkingsvormen van het gehele mensenwezen in zijn verbon-
denheid met de geestelijke werkingskrachten van de kosmos, kunnen zij zich ontwikkelen tot evenzovele organen waarmee de logos van een taal- kunstwerk, thema of proces zich laat beluisteren. In het ene geval voor zo- ver deze zich uitspreekt in de verschillende vormeenheden ervan, zoals de zin, de strofe, de alinea en de tekst als geheel. In het andere geval in de klei- nere en grotere ontwikkelingslijnen van het gegeven thema of proces.
Als euritmische vertolkingsmiddelen kunnen zij op het niveau van zo- wel het zielelichaam als het Ik van de euritmist de logosgestalten die een tekst of thema dragen, inspiratief tot werkzaamheid brengen zodat zij in samenspraak met de overige middelen richtinggevend worden voor de eu- ritmische vormgeving. Zowel de twaalf dierenriemgestes die uitdrukking geven aan de twaalf kwaliteiten van het menselijke zieleleven in zijn wis- selwerking met de wereld, als de zeven planeetgebaren die de zeven zijns-
5 ‘Gepubliceerd’– Een uitdrukking die Rudolf Steiner gebruikte ter gelegen- heid van het ‘stichten’ van een ‘Genootschap voor theosofische vormgeving en kunst’ in 1911. Deze stichtingsimpuls was een initiatief om een vanuit de geest geïnspireerde gemeenschap van vrij scheppende individuen te laten ontstaan, waarvan het werk zou kunnen bijdragen aan het verwerkelijken van een toekomstige nieuwe mysteriecultuur. Al na een jaar moest gecon- stateerd worden dat binnen de stichtingsgemeenschap de voorwaarden voor het werken vanuit deze impuls niet meer gegeven waren. Zie Virginia Sease, Rudolf Steiners Versuch einer Stiftung für Theosophische Art und Kunst 15. De- zember 1911. Eine Betrachtung nach 100 Jahren en Robin Schmidt (Hrsg.) . Ge- sellschaft für Theosophische Art & Kunst 1911. Dokumente und Interpreta- tionen zu Geschichte und Gegenwart eines Impulses. Zie ook Frank Teichmann, Het ontstaan van de Antroposofische Vereniging in het licht van de mysteriën.
444


































































































   12   13   14   15   16