Page 11 - Peerdeman
P. 11

 Stadsrechten
Dat betekende dat de Broeckers een eigen bestuur kregen. Dat kwam in handen van schepenen (een soort wethouders): acht uit Grootebroek, zes uit Bovenkarspel.
Zij werden geassisteerd door de schout, een soort politieagent die de orde moest handhaven.
Hoewel Broec een uitgesproken agrarisch gebied was, blijkt uit documenten dat het wel als een stad werd behandeld en zich ook als zodanig gedroeg.
Stadsmuren, die de inwoners van een stad bescherming gaven, waren er echter niet. Daar werd iets op gevonden: wie langdurig buiten de stad verbleef, moest dat bij de schout melden. Hij kon dan evengoed op bescherming rekenen.
Iedereen kon twee keer per jaar veertig dagen buiten de stad vertoeven: in de zomer om te oogsten, in de herfst om te zaaien.
In 1402 werden Lutjebroek en Hoogkarspel toegevoegd aan stede Broec. Het aantal schepenen werd uitgebreid met vier uit Hoogkarspel en twee uit Lutjebroek.
      1700 1800 1900 2000



























































































   9   10   11   12   13