Page 6 - Loodswezen Aktueel mei 2020
P. 6
Loodswezen verwelkomt eerste tender in M-klasse
“De ‘Mira’ is een wezenlijk ander schip”
Op 2 april heeft interimmanager Vlootbeheer Annebel
de Deugd op de werf van Next Generation Shipyards
in Lauwersoog de ‘Mira’ gedoopt (vanwege corona in klein gezelschap). Onze nieuwste tender is de eerste in
de M-klasse. Samen met registerloods Edward Kilian en superintendent Damien Benthem vertelt Annebel wat het schip zo bijzonder maakt. Door de ‘Mira’ circa vijftien ton lichter te maken dan haar voorgangers is naar verwachting zeker twintig procent brandstofbesparing mogelijk.
Edward en Damien waren vanaf het begin lid van de nieuwbouwcommissie die de bouw van de ‘Mira’ heeft begeleid. De manager Vlootbeheer Tjeerd de Vos
zat de commissie voor en werd daarbij de afgelopen periode vervangen door Annebel. Afgevaardigden vanuit Vlootbeheer, Varende Dienst en de loodsen brengen in de commissie ieder hun specifieke expertise aan tafel.
In gezamenlijkheid zijn zo in een meerjarig traject de specificaties voor een nieuwe generatie tenders opgesteld. Edward die in het dagelijks leven registerloods is in de regio Noord: “Als je de nieuwe tender ziet als een stuk taart, heeft iedereen binnen het Loodswezen daar een aandeel in en een idee over. Dat maakt het een heel mooi proces om dit naar ieders smaak te realiseren.” Samen met twee collega’s - Hubert ’t Hart uit regio Amsterdam-IJmond en Koen de Kort uit regio Scheldemonden - vertolkte Edward de stem van de loodsen. “Elke regio heeft een eigen wensenpakket. Voor de regio’s Noord en Scheldemonden is snelheid bijvoorbeeld belangrijk. Daar moeten grotere afstanden worden afgelegd. In de regio’s Rotterdam-Rijnmond en Amsterdam-IJmond telt dit minder en heeft comfort meer aandacht. De deelname van loodsen uit verschillende regio’s borgde mede dat de nieuwe tender voor iedereen voldoet.”
“De deelname van loodsen uit verschillende regio’s borgde mede dat de nieuwe tender voor iedereen voldoet”
Belangrijkste uitdaging
De nieuwbouwcommissie is in 2017 gestart met het opstellen van de specificaties voor de M-klasse. “Onze opdracht was om binnen de specificaties van de bestaande L-klasse te onderzoeken of verbeteringen mogelijk en nodig waren. Uit ons onderzoek kwam al snel naar voren dat het terugdringen van gewicht de voorkeur had,” aldus Edward.
Waar de Discovery-klasse nog minder dan 40 ton woog, had de opvolger (Aquila klasse) een gewicht van 52 ton en waren de eerste schepen in de daaropvolgende L-klasse 54 ton. Meer gewicht betekent meer brandstofverbruik en leidt tot meer emissie-uitstoot. Edward: “Die toename in gewicht kwam deels door nieuwe regelgeving, deels ook door het inbouwen van steeds meer zekerheden. Daarin kun je heel ver gaan, maar je moet een keer een grens trekken. Een auto heeft ook maar één reservewiel en niet een complete set.” Annebel vult aan: “Gewichtsreductie en daarmee brandstofbesparing resulteert automatisch
in vermindering van uitstoot. Dat sluit naadloos aan bij
de huidige maatschappelijke ontwikkelingen en de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid daarin van het Loodswezen.”
Stapje voor stapje
Stapje voor stapje is als verdere evolutie van de zeven L-klassetenders de M-klasse ontwikkeld. Een streefgewicht van 40 ton vormde hierbij een forse ambitie. Annebel:
“Bij het Loodswezen is het beleid om op schepen alleen systemen toe te passen die zich in de praktijk hebben bewezen. In de jaren voorafgaand aan de bouw van de ‘Mira’ zijn daarom op verschillende manieren nieuwe onderdelen getest.” Voor een belangrijk deel gebeurde dit door een uit de vaart genomen schip - de ‘Enterprise’ - in
te zetten als innovatietender. De werking van interceptoren, vinnen, coatings, etc. konden zo allemaal in de praktijk worden beproefd. Op het zesde schip in de L-klasse - de ‘Luna’ - werd tevens een lichter gewicht motor van MAN getest. Annebel: “Ook Camarc heeft als scheepsontwerper een belangrijke rol gehad. Voor verbetering van de prestatie heeft men onder meer gekeken naar een nieuwe door hen ontwikkelde boegvorm. Op de ‘Enterprise’ zijn daarmee testen en metingen gedaan. De uitkomsten waren positief. Bij een lager brandstofgebruik bleek een hogere snelheid mogelijk.”
“Van elke kilo aan boord hebben wij gekeken of deze echt nodig was,” zo benadrukt Damien. “Overal op het schip is zo aardig wat bespaard. De plaatsing van de lichtere MAN- motoren was daarin een grote stap. Hierdoor konden wij ook naar een lichter type waterjet, een lichtere aandrijfas, etc. Andere gewichtsbesparingen betroffen bijvoorbeeld het inbouwen van lithiumbatterijen, gebruik van prefab- beplating, lichtere fendering, toepassing van nieuw isolatiemateriaal en ga zo maar door.”
6 Loodswezen