Page 57 - Hand in Hand editie 10
P. 57

 Tekst Bob van Gilst Beeld Piet Bouts
DE SIGAAR ZAL NOOIT
 DOVEN
Het ongeloof hangt nog in de lucht. Zacht en rokerig, zoals dat altijd om hem heen hing. Leo Beenhakker is niet meer. Icoon, toptrainer, maar bovenal een groot Feyenoorder. Op 10 april overleed Don Leo. Maar echt verdwijnen... dat zal hij nooit.
Leo uit Charlois
In Madrid, Guadalajara en zelfs in Amsterdam. Overal werd hij geprezen. ‘Don Leo’, de bijnaam die alles
zegt. De sigaar, de oneliners, het charisma. Overal werd Leo genoemd om de wijze waarop hij in de ziel van spelers kon kijken, maar slechts bij één club keek men in de ziel van Leo. Bij één club zagen de mensen op de tribunes de man achter het aura van ingetogen grootsheid. In De Kuip zag men, tussen de eeuwige dampen van zijn sigaar, Leo uit Charlois. Leo, die vroeger net als zij aan de hand van zijn vader naar het stadion liep.
Terugkeer
Ondanks avonturen in Spanje, Mexico, Saudi-Arabië, Turkije en Zwitserland, bleef het hart altijd in Rotterdam. De stad die het hart veilig bewaarde, tot Leo terug zou komen. Ook in een man van de wereld schuilt een jongetje,
in dit geval een jongetje dat over De Kuip sprak alsof hij sprak over de kamer waarin hij opgroeide. Hij was uitgegroeid tot Don Leo, maar in zijn ogen zag je dat hij wist hoe het is om verlegen te zijn. Misschien was
dat wel waarom hij begrepen werd. Waarom zijn aanwezigheid niet werd gevierd, maar gevoeld. Zijn terugkeer voelde niet écht als nieuws. Meer als iets wat weer op z’n plek viel. Omdat iedereen Leo herkende en erkende als een van hen. Als iemand die stilletjes terugkwam, het stof van zijn schoenen klopte en plaatsnam in iets wat hij altijd was blijven missen. Een vertrouwd gezicht in een decor dat nauwelijks veranderd was.
Warmte
Bij Feyenoord kwam hij in 1997 als opvolger van Arie Haan binnen als een verlosser. Ongetwijfeld kan zijn succesvolle carrière hier niet los van worden gezien, maar meer dan dat was het toch weer de man achter die aura die vertrouwen gaf. De man die een ieder wel deed denken aan een opa, vader of oom. In nuchterheid, warmte en zwijgzaamheid. Niet alleen door wat hij zei, maar ook door hoe hij keek. Hij hoefde niets uit te leggen om begrepen te worden. Leo sprak de taal van de knipoog en het stille gebaar, van de aai over de bol en de arm om de schouder. Van het
57





















































































   55   56   57   58   59