Page 23 - Weet wie je vijand is_Neat
P. 23

In het begin                                                                                   Weet wie je vijand is





                :4 Uw wijsheid en inzicht hebt u gebruikt voor het binnenhalen
              van grote rijkdommen, goud, zilver en vele andere schatten. :5
              Ja, uw deskundigheid heeft u erg rijk, maar ook buitengewoon
              trots  gemaakt.”  :6  Daarom  zegt  de  Oppermachtige  Here:
              “Omdat u denkt Zo wijs als een god te zijn, :7 zal een vijandelijk
              leger het zwaard trekken tegen uw enorme wijsheid, u van uw
              roem beroven en uw schoonheid vernietigen! :8 Het zal u naar
              uw graf brengen en u zult sterven als iemand die zwaargewond
              in de strijd sneuvelt, daar op uw eiland midden in de zee. :9 Zult
              u dan nog in het bijzijn van uw vijanden blijven volhouden dat u
              een god bent? Voor degenen die u aanvallen, zult u in elk geval
              geen god zijn, maar gewoon een mens! :10 U zult door toedoen
              van  buitenlanders  de  dood  van  een  onreine  sterven.  Want  Ik
              heb gesproken,” zegt de Oppermachtige Here.’

        Vanuit deze context kunnen wij duidelijk begrijpen dat God hier tegen
        een  mens    aan  het  spreken  is.  Dit  wordt  in  verschillende  verzen
        aangehaald.  De  verzen  spreken  over  een  persoon  die  de  plaats  van
        God wil innemen.


        In Ezechiël 28:11 wordt Ezechiël door God gestuurd om een klaaglied
        voor  deze  persoon  te  zingen.  In  dit  lied  benoemt  God  verschillende
        praktijken waar deze persoon mee bezig was in de geestelijke wereld.
        Als  wij  lezen  wat  God  over  deze  koning  van  Tyrus  zegt,  (in  vers  2-3)
        kunnen  wij  begrijpen  waarom  de  duivel  de  waarheid  van  dit  verhaal
        verborgen  houdt.  Een  verrassend  verhaal,  waar  we  kunnen  lezen,
        hoeveel geestelijke macht een persoon kan hebben. En hoever hij met
        God kan komen als geestelijk wezen.








        22
   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28