Page 3 - Gebbe gevaar
P. 3
“Zo gaat het nou altijd,” zegt de wesp nadat ze op adem is gekomen. “Hoe bedoel je?” vraagt Gebbe. “Trouwens, ik heet Gebbe.” “Aangenaam, Wanja is de naam,” antwoordt de wesp. Ze zucht en schuift haar bril naar boven op haar hoofd. “Zo zie je er heel anders uit,” zegt Gebbe, “niet zo ... eh ... gevaarlijk.” “Ik heb mijn bril nodig als ik vlieg. Anders krijg ik tranen in mijn ogen. Zo hard vlieg ik. En ik bedoel: Het gaat altijd zo dat de mensen boos op mij worden.” Gebbe doet een voorstel: “Is het een idee om te wachten tot de mensen weg zijn? Ze laten meestal restjes achter op de tafel. Die kun je dan in alle rust opeten.” Wanja vindt het een tamelijk goed idee, al lijkt haar dat wachten lastig. Dat past niet bij een wesp. Die gaat altijd meteen op het doel af. “Tja, dan weet ik het ook niet,” meent Gebbe. Maar ineens zegt Wanja: “Ik zou ook eerst op een ander doel af kunnen gaan en later terugkomen. Dag hoor!” En weg is ze. Gebbe blijft onder de heg zitten. Hij moet zelf wachten. Pas als de zon ondergaat kan hij terug springen naar zijn sloot. Was hij nou maar niet zo ver weg gegaan vanochtend. Zijn moeder zei het nog: “Het wordt een bloedhete dag vandaag, Gebbe. Blijf in de buurt van het water.” Maar Gebbe heeft altijd die drang om erop uit te gaan. Daar kan hij geen weerstand aan bieden.