Page 47 - Vroege Herinneringen
P. 47

Smokkelen
Gelukkig had ik wel clandestien contact met thuis. De garage waar ik werkte lag in het kamp, maar buiten het lager. Wij marcheerden elke dag met de kapo door de poort langs de wacht naar de garage. Een groot voordeel was dat wij een overall als werkkleding hadden, dat er toiletten en een douche waren, zodat wij ons konden wassen en ons vrij van luizen konden houden. Ook hadden wij con- tact met een politieagent van Vugt die bijzonder veel risico nam om voor ons post te ontvangen en te versturen. Ik had een deal gemaakt met een jongen die bediende in de officiersmess, naast de garage. Hij zag kans om daar het nodige te organiseren, maar kon dat nooit het kamp binnensmokkelen. Zijn commando werd aan het eind van de dag bij terugkomst altijd door de wacht gevisiteerd. De oplossing was dus dat ik voor hem de spullen het kamp in smokkelde en dan deelde met hem. Dat was een welkome aanvulling op het karige rantsoen. Na- tuurlijk liet ik mijn oom Jan meedelen in de extraatjes.
Weer terug naar huis
Eindelijk in augustus '43 werd mijn naam afgeroepen voor quarantaine. Die veertien dagen toch nog vol onzekerheid of ik wel naar huis ging, duurde een eeuwigheid. Mijn oom Jan was er niet bij en was blij voor mij, maar zelf zeer te- leurgesteld natuurlijk.
De laatste dag op appèl nog een treurige ervaring. De politieman die ons zo ge- holpen had met post, was gesnapt en werd op de appèlplaats van zijn uniform beroofd en in het gevangenispakje gestoken! Dat was een domper op mijn ge- luk. Het was een onvergetelijk moment toen ik mijn spulletjes terugkreeg, mij aankleedde, met een treinkaartje Amsterdam in de hand, het kamp uit ging en als vrij man op de trein stapte, gebruind met kale kop. Ik kwam die dag in de avond thuis, de kinderen sliepen al, mijn vrouw en ik, we huilden van blijdschap. Ik stond bij de slapende kinderen te kijken, Kick al een grote baby van ruim ze- ven maanden en Janny al bijna twee jaar.9 We maakten haar wakker, ik pakte haar uit haar bedje. Ze had prachtige blauwe ogen, keek mij aan en zei verrast: “Papa.” Wat goed! Ze kende mij nog. Wat was ik blij. Ze had al heel goed leren praten in die tijd.
9 Jan kwam op 5 augustus 1943 weer thuis.
45


































































































   45   46   47   48   49