Page 111 - In de ban van bloedstolling
P. 111

Begin jaren zestig publiceerde Loeliger, samen met De Vries en Kettenborg uit Amsterdam, artikelen waarin stollingstesten werden beoordeeld op hun nut voor behandeling. Loeliger maakte zich hard voor het nauwkeurig ijken en standaardise- ren van zowel weefselfactor-preparaten, die gebruikt werden om de stollling voor de tijdsbepaling te activeren, als meetap- paratuur.
Loeliger richtte daarom in Leiden het ’RELAC-laboratorium’ op – het RE-ferentie instituut Laboratoriumonderzoek Antistol- lingsControle. Het RELAC toetste niet alleen laboratorium- testen Het onderzocht ook de mogelijkheden van standaar- disering van stollingstesten om betrouwbare en vergelijkba- re uitslagen te verkrijgen. Aangezien deze standaardisering een internationaal probleem was, onderhield het RELAC nauw contact met buitenlandse instituten. Tijdens de labcontro- les bij behandeling met orale antistollingsmiddelen maakten de trombosediensten aanvankelijk bijna allemaal gebruik van de in Noorwegen ontwikkelde Trombotest – een variant op Quick’s PT-test. De diensten hanteerden daarbij wel verschil- lende apparatuur waardoor uitslagen niet goed vergelijkbaar waren. In de jaren tachtig namen alle belangrijke producen- ten van testpreparaten deel aan een kalibratiestudie wat re- sulteerde in een mondiale implementatie van de International Normalized Ratio (INR). Toen werd het mogelijk diverse testen toch te vergelijken en verdween de suprematie van de Trom- botest geleidelijk. Standaardisering en kwaliteitszorg bleken ook nodig voor andere stollingsbepalingen.
87


































































































   109   110   111   112   113