Page 229 - In de ban van bloedstolling
P. 229
TG-bepaling als maat voor stollingsaandoeningen
Bloed stolt zodra er ongeveer twee procent van alle protrombi- ne is omgezet. Stollingstijden zijn, hoewel alom gebruikt, daar- om maar zeer beperkte indicatoren voor stollingsaandoenin- gen. Het leek erop dat bij hemofilie en vooral trombose de medische problemen gerelateerd waren aan de totale hoe- veelheid trombine die ontstond – dus ook de trombine die nog ontstaat nadat bloed al is gestold. In tegenstelling tot een stol- lingstijdbepaling omvat een TG-bepaling ook de vorming van de resterende 95 procent van de trombine.
Nadeel was dat conventionele TG-bepalingen erg lastig waren om uit te voeren. Deze methoden kosten veel tijd en vereisen veel ervaring en behendigheid: Iedere halve minuut moest uit een buisje bloed met een pipet een hoeveelheid ter groot- te van een halve druppel gehaald worden om vervolgens in een buisje met een fibrinogeenoplossing te druppelen. Op dat moment start ook een stopwatch, die gestopt moet wor- den als de fibrinogeenoplossing stolt. Hoe korter de stollings- tijd, hoe meer trombine er in het monstertje zit.
Al snel liggen er tien tikkende stopwatches en terwijl de onder- zoeker doorgaat met het trekken van monsters, moet er gere- geld gekeken worden of een van de tien bijbehorende buisjes al gestold is om de bijbehorende klok te stoppen. Zo’n trom- binegeneratieproces duurt 15 tot 30 minuten. Om de proeven vergelijkbaar te krijgen moeten er twee of drie parallel worden gedaan. Dat betekent dat er om de tien seconden een mon- ster wordt getrokken en er honderd tot tweehonderd stollings- tijden binnen het halve uur worden gemeten.
205