Page 88 - In de ban van bloedstolling
P. 88
1962 werd circa 1% van de inwoners van de hoofdstad regel- matig gecontroleerd op de werking van antistollingsmiddelen. Samen met zijn leermeester De Vries en onderzoeker Loeliger, die in Leiden eveneens een trombosedienst opzette, publi- ceerde Kettenborg regelmatig over metingen van het effect van antistollingsmiddelen. Adequate en gestandaardiseerde stollingstesten zijn, zoals Loeliger vanuit Leiden voortdurend benadrukte, van cruciaal belang om de kans op trombose te verkleinen zonder het risico op bloedingen gevaarlijk te laten stijgen.Kettenborg stierf vroegtijdig in 1961.
De trombosediensten: een Nederlands fenomeen
De ontdekking van coumarinederivaten en heparine maakte het voor het eerst mogelijk om de stolling te remmen en daar- mee de kans op trombose te verkleinen. Dit veroorzaakte sinds eind jaren veertig een grote omwenteling in de behandeling van trombose. In de VS wordt meestal warfarine gebruikt, in Nederland fenprocoumon en acenocoumerol – bekend onder de merknamen Marcoumar en Sintrom. De werking is hetzelf- de, maar fenprocumon blijft een week in de lever zitten, ace- nocoumarol slechts een dag.
Heparine, VKA’s en alle andere antistollingsmiddelen hebben bij de ene patiënt veel meer effect dan bij de andere. De in- dividuele dosis voor veilige en adequate antistolling varieert enorm. Er is zelfs meer variatie in de behoefte aan antistollings- middelen dan er variatie is in lichaamsgewicht bij volwassenen. Voor iedere patiënt moet daarom worden bepaald hoeveel zij of hij precies nodig heeft. Daarbij komt nog dat de behoef- te aan VKA in tijd varieert. Die controle wordt uitgevoerd met
64