Page 387 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 387

Noten 375
biochemistry and biophysics 40 (1952), 346-51.
xii–21: P. Brakman, ‘Oplossen van bloedstolsels - het fibrinolyse-onderzoek’, TNO Project 78 (6) (1978), 250-4, met name p. 251.
xii–22: T. Astrup, ‘Fibrinolysis in the organism’, Blood 11 (1956), 781-806, met name p. 782.
xii–23: T. Astrup, ‘The haemostatic balance’, Thrombosis and diathesis haemorrhagica 2 (1958), 347-57; H. Stormorken, ‘The thrombo-haemorrhagic balance’, Acta medica Scandinavica 642 (Suppl.) (1980), 131-40; P.J. Gaffney, T.A. Edgell en C.M. Whitton, ‘The haemostatic balance: Astrup revisited’, Haemostasis 29 (1999), 58-71. xii–24: T. Astrup, ‘Fibrinolysis: Past and present, a reflection of fifty years’, Seminars in thrombosis and hemostasis 17 (3) (1991), 161-74, met name p. 167.
xii–25: P. Brakman, Fibrinolysis: A standardized fibrin plate method and a fibrinolytic assay of plasminogen (Amsterdam: Scheltema & Holkema, 1967).
xii–26: T. Astrup, ‘The discovery of tissue plasminogen activator (t-PA) and the elucidation of fibrinolysis’ - Persoonlijke notitie verkregen via Cees Kluft (s.n.; s.d.).
xii–27: K.N. von Kaulla, Chemistry of thrombolysis: Human fibrinolytic enzymes (Springfield, Ill.: Thomas, 1963), p. 21.
xii–28: I.S. Wright et al., Thrombolytic activity and related phenomena: Transactions of the conference held at Princeton, N.J., September 18-21, 1960 (Washington DC: NIH, 1961).
xii–29: S. Sherry, ‘Status of therapy: Critique and outlook for the future’, in: I.S. Wright et al., Thrombolytic activity and related phenomena: Transactions of the conference held at Princeton, N.J., September 18-21, 1960 (Washington DC: NIH, 1961), pp. 344-56.
xii–30: M.M. Wintrobe, Hematology: The blossoming of a science: A story of inspiration and effort (Philadelp- hia: Lea & Febiger, 1985), pp. 443-4.
xii–31: P. Brakman, ‘Klinische en therapeutische aspecten van fibrinolyse’, Nederlands tijdschrift voor genees- kunde 106 (1962), 2381-5.
xii–32: Zie map: Leiden College van Bestuur-Archief 3756, Overdracht aan TNO, 1971-1973, 1978.
xii–33: J.G.F. Veldhuis, Nota voor de Curatorenvergadering (7 juli 1971); in: Leiden College van Bestuur-Archief 3756, Overdracht aan TNO, 1971-1973, 1978.
xii–34: P. Brakman en C. Kluft, ‘Twenty-five years of the Gaubius Institute - Preface’, in: P. Brakman en C. Kluft (eds), ‘Plasminogen activation in fibrinolysis, in tissue remodelling and development’, Annals of the New York Academy of Sciences 667 (1992), pp. xi-xii.
xii–35: Interview met Willem Nieuwenhuizen (april 2014).
xii–36: F. Haverkate, ‘A simple device for measuring diameters of fibrinolysis zones on fibrin plates’, Haemostasis 1 (1972), 55-60; F. Haverkate, ‘De fibrinolyse-zone-meter’, Innovatie - Informatiebulletin TNO, Delft, the Netherlands (11) (1973), 3; F. Haverkate en P. Brakman, ‘Fibrin plate assay’, in: J.F. Davidson, M.M. Samama en P.C. Desnoyers (red.), Progress in chemical fibrinolysis and thrombolysis 1 (1975), 151-9.
xii–37: F. Haverkate en G. Timan, ‘Protective effect of calcium in the plasmin degradation of fibrinogen and fibrin fragments D’, Thrombosis research 10 (1977), 803-12; F. Haverkate, G. Timan, J. Soria, C. Soria en M.M. Samama, ‘Studies on the structure of the fragment D moiety of abnormal fibrinogens: Influence of calcium ions’, Thrombosis research 13 (1978), 689-92. Voor een recente review over D-dimeren, zie S.S. Adam, N.S. Key en Ch.S. Greenberg, ‘D-dimer antigen: Current concepts and future prospects’, Blood 113 (2009), 2878-87.
xii–38: P.F.W. Strengers en W.G. van Aken (red.), Bloed: Van magie tot wetenschap (Maastricht: Natuur & Techniek, 1994), p. 84.
xii–39: Zie bijvoorbeeld F. Berends, E.M. Cohen, et al., Medisch Biologisch Laboratorium TNO (Rijswijk), Werkprogramma van het Medisch Biologisch Laboratorium TNO (Rijswijk: Medisch Biologisch Laboratorium TNO, 1973).
xii–40: Interview met Cees Kluft (februari 2014).
xii–41: C. Kluft, Blood fibrinolysis: Proactivators and activators in human plasma (Pijnacker: Dutch Efficiency Bureau, 1978).
xii–42: T. Astrup, ‘The discovery of tissue plasminogen activator (t-PA) and the elucidation of fibrinolysis’ - Persoonlijke notitie verkregen via Cees Kluft (s.n.; s.d.).
xii–43: P. Brakman, ‘Oplossen van bloedstolsels - het fibrinolyse-onderzoek’, TNO Project 78 (juni)(1978), 250-4. xii–44: W. Nieuwenhuizen en P.J. Peters, ‘Boehringer Mannheim fibrine-monomeertest met gezuiverde com- ponenten’ (s.d.). Het Gaubius ging een samenwerking aan met de Leidse T&H-onderzoeker Rogier Bertina met betrekking tot proteïne C en proteïne S (zie ook hoofdstuk XVI).
xii–45: L. Sterrenberg, M. Gravesen, F. Haverkate en W. Nieuwenhuizen, ‘Granulocyte enzym mediated degradation of human fibrinogen in plasma in vitro’, Thrombosis research 31 (1983), 719-28.
xii–46: F. Leebeek, E.A.R. Knot en C. Kluft, ‘Congenitale deficiëntie van de fibrinolyseremmer alfa2-antiplasmine als oorzaak van hemorragische diathese’, Nederlands tijdschrift voor geneeskunde 132 (1988), 167-70.
xii–47: Bijvoorbeeld: J. Koopman, F. Haverkate, E. Briët en S.T. Lord, ‘A congenitally abnormal fibrinogen (Vlissingen) with a 6-base deletion in the gamma-chain gene, causing defective calcium binding and impaired fibrin


































































































   385   386   387   388   389