Page 14 - Geluk
P. 14

verzwijgen. Ik was voor haar een open boek. “Het staat op je voorhoofd geschreven” zei ze. Maar nooit heeft ze mij de les gelezen. Mij vertelde ze niet op ouderlijke toon wat te doen. Ook stelde ze geen lastige vragen. Luisteren, dat deed ze. Geïnteresseerd luisteren. Ze was een ongeëvenaarde, talentvolle luisteraar. Ik mis dat.”
Het ontging hem dat zijn prestige verflauwde, dat de toegenegen verwondering bij Joanna aan een omslag bezig was, het werd consideratie met zijn goed gecamoufleerde chagrijn. Het werd deernis.
“Een kleine suggestie van haar en ik kon de wereld weer aan, maakte me vrij. Nu ze er niet meer is lijkt het wel of mijn besef verstopt raakt. Ik verpak mijn gedachten. Mijn reflectie gaat in vermomming. Denkbeelden in clownspak. Ik herken ze zelf niet meer. Ze worden vreemden voor mij.”
Joanna stak haar doosje sigaretten en aansteker in haar tas.
“Ik mis haar ongelofelijk. Maar rouwen, dat is een woord dat ik niet echt ken. Ik herinner me dat een leraar mij geïrriteerd aansprak omdat ik al zo snel na de begrafenis weer acte de présence had gegeven. Ik kon alleen maar denken: ‘Lul, waar bemoei jij je mee? Is het jouw moeder?’
De algemene veronderstelling is dat je móét rouwen, anders krijg je het later voor je kiezen. Ik houd het er maar op dat eenieder het op zijn eigen wijze verwerkt. Ik doe dat op gezette tijden met een korte herinnering aan een mooi moment: samen aardappels schillen, haar de nieuwe wekelijkse boekenaanwinst zien bewonderen en soms, soms dat rotgevoel dat ze zo door haar echtgenotes is geknecht. Dat ... dat is godverdomme mijn soort rouw!”
12


































































































   12   13   14   15   16