Page 29 - Geluk
P. 29

❡
Op een enkele toevalstreffer na had hij eigenlijk alles versjteerd. Iets anders gedaan dan hij wilde, anders moeten doen dan zijn redelijkheid verlangde. Er waren keuzes te over geweest, altijd weer, maar hij had ze vaak niet als zodanig herkend. Zich de tijd niet gegund. Dikwijls geoordeeld op oneigenlijke gronden. Getreuzeld met besluiten, zodat anderen dat voor hem deden. Geprobeerd terug te draaien, vervormd, gelogen, op wraak uit geweest. Vergoelijken, sussen, afbekken, negeren, koeioneren, alles had hij gedaan, maar eigenlijk altijd op het verkeerde moment. Of op een ineffectief moment, op momenten dat hij zichzelf belachelijk vond.
Een Aarlanderveense augiasstal die dankzij Sophia nog te overleven was. Een onwelriekende ravage, die heel langzaam wegdeemsterde.
27


































































































   27   28   29   30   31