Page 14 - De Overdraght 2020-3
P. 14
Een paar dagen later, op 6 februari 1725, spande de schepenbank
van Klundert de vierschaar om recht te spreken. In de hoge hal van
het stadhuis achter de grote voordeur bovenaan de trappen van het
bordes. Er waren verschillende zaken te beslechten. En op bevel
van de schout haalde de vorster Fransis uit het kotje en bracht hem
in dubbele betekenis op: de trap van het stadhuis op en dan voorge-
leiden voor de rechters.
Toen Fransis de vroede heren achter de tafel bekeek werd zijn
dagelijkse grijns nog breder. Want te midden van de schepenen
herkende hij de man aan wie hij de tinnen kan verkocht had:
Jacobus Buijs. Fransis had hem kunnen wraken als rechter, want als
hij een dief was, was Buijs een heler. Maar wist hij veel dat dat kon
en hoe dat moest? Liever gokte hij erop dat er nu in het beraad van
de schepenen een goed woordje voor hem gedaan zou worden. Wie
zal het zeggen?
De eis van de schout was niet mis: voor ontvreemding en verkoop
van andermans goed en voor openbare dronkenschap eiste hij
geseling en verbanning want voor bezopen zwervers en dieven als
Fransis was in de Klundert geen plaats: een pak slaag en
wegwezen!
De schepenbank wees de eis van de geseling af. Daarvoor moest
een scherprechter uit Dordrecht gehaald worden die van dergelijke
bezigheden als ophangen en onthoofden en zo zijn beroep maakte.
De man moest betaald worden en in de Klundert voor een nacht
gelogeerd met maaltijdkosten. En daarbij kwamen de kosten voor
het timmeren van een schavot op de mart vóór het stadhuis. Want
lijfstraffen waren openbaar.
De uitspraak was: verbanning voor 25 jaren. Wegwezen en laat je
nóóóit meer zien! Anders zou er een zwaardere straf volgen.
Fransis vond het allemaal best. Wat had hij nog in de Klundert te
zoeken?
De vorster bracht hem de poort uit waardoor hij de Klundert binnen
gekomen was. En met een brede lach aanvaardde Fransis de
terugtocht naar de Willemstad. Daar was hij vrij man!
14