Page 171 - BOEK SELG.indb

Boek 2 ■ In Wenen [1879 –1890]
‘Julius maakte met het Grieks zulke snelle vorderingen dat hij als achtja- rige gelijk op ging met de tien tot twaalf jarige leerlingen die Griekse les van mij kregen aan het instituut.’ 23
Waar Felix Koguzki zich op jeugdige leeftijd met veel moeite staande hield als hulp in een bakkerij, had Karl Julius Schröer zich al intensief met Goethe en de “ideële wereld van de Duitse geest” bezig gehouden. Ook had hij zich in Griekse cultuurgeschiedenis verdiept en zijn eerste eigen drama’s en ge- dichten geschreven. Zijn biograaf Walter Beck merkt over deze gedichten op:
‘De jeugdgedichten van Karl Julius zijn over het algemeen zacht en stem- mingsvol van toon. Zij moeten met behoedzaamheid behandeld worden en tekenen zich af tegen een spirituele achtergrond als zelfdialogen van een jong mens die zich maar met moeite kan identificeren met de tijd waarin hij leeft.’ 24
Student in Leipzig, Halle en Berlijn
Op achttienjarige leeftijd – in de herfst van 1843 – ging Schröer aan de Uni-
versiteit Leipzig studeren, hetzelfde jaar waarin het boek van zijn vader “Geschiedenis van de Duitse poëzie” uitkwam. Hij studeerde theologie en
werd daarin begeleid met roerend liefdevolle brieven van zijn ouders. In ok- tober 1843 schreef zijn vader hem:
‘Ik heb (en ik wil geloven dat je er niet om zult glimlachen) het boek To- bias ter hand genomen, waarin ook een zoon de wereld in gaat, weg van zijn vader, en waarin verteld wordt dat een engel hem begeleidt. Kijk, en zo is het tot op heden vervuld – moge er toch altijd een zijn die om jou heen is; zichtbaar en onzichtbaar. Hoe langer men leeft des te geloviger men wordt.
Wij lezen nu [...] elke avond Hegels ‘Filosofie van de Geschiedenis’ en denken daarbij vaak aan jou, omdat wij je allemaal liefhebben. [...] Wij zijn allen gezond, leef wel mijn Tobias en heb God voor ogen.’ 25
23 24 25
Ibidem, p .19. Ibidem, p. 27. Ibidem, p. 32.
171