Page 172 - BOEK SELG.indb
P. 172
Rudolf Steiner — Leven en Werk ǁ Band I En in deze zelfde tijd schrijft zijn moeder hem:
‘Vader staat tot nu toe nog overeind, maar in wat voor een ontredderde toestand! – Hij houdt van je met een dweperij zoals alleen hij daartoe in staat is. Hij heeft het altijd over je en gaat elke dag de tuin in. Ook als het slecht weer is. Daar waait mij zijn geest tegemoet!, zegt hij.’ 26
Een deel van de brieven van Therese Schröer aan haar zoon Karl Julius, evenals haar brieven aan Holtei en enkele van haar opstellen over pedago- gie, zou Jean Paul later publiceren: Briefe und Blätter von Frau Therese. Hamburg en Leipzig 1868.27
Na Leipzig studeerde Karl Julius – zoals eens zijn vader – in Halle ver- der. Onder andere filosofie. Ook bezocht hij Weimar waar hij twaalf jaar na Goethes dood Johann Peter Eckermann en de Geheime Legationsrat, von Conta leerde kennen die beiden in nauw contact met Goethe en Schil- ler hadden gestaan.
Schröers verdere studie bracht hem dan tot slot nog naar Berlijn. Als een- entwintigjarige keerde hij in de lente van 1843 terug naar Pressburg waar hij een docentschap voor taal en literatuur verwierf aan het Evangelisch Lyceum.
Al gauw werd hem daar ook de leiding van de werkcolleges voor Duitse li- teratuur en taal toevertrouwd en verving hij soms de lessen Duitse literatuur- geschiedenis van zijn vader. Verder hield hij voordrachten en hielp leerlingen op weg met spreekbeurten en het schrijven van opstellen.
“Niet wij zijn de dromers”
Steeds bleef Goethe in zijn leven de lichtende ster. Ook toen er moeizamer jaren aanbraken: zoals op veel andere plekken in Europa richtte de revolu- tiegolf van 1848 zich ook in Pressburg tegen de oude orde. Bovendien brak de Hongaarse oorlog uit. Schröer zag zich gedwongen daaraan als secreta- ris van het Oostenrijkse legerhoofdkwartier mee te werken. Maar dat bleek een activiteit te zijn die hem meestal nog voldoende tijd liet voor het uit- werken van zijn Duitse literatuurgeschiedenis. “Als deze veldtocht mij maar niet van het werk afhield: van mijn L[iteratuur]–geschiedenis hangt immers
26 Ibidem.
27 Zie: Edgar von Mojsisovics: Erinnerungen an Karl Julius Schröer. In: Das
Goetheanum, nr. 45. 1954, p. 357.
172

