Page 181 - BOEK SELG.indb
P. 181
Boek 2 ■ In Wenen [1879 –1890]
Aan de toegangspoort
De kruidenzoeker Felix Koguzki en de Goethekenner Karl Julius Schröer stonden aan de toegangspoort van Rudolf Steiners tijd in Wenen, ja, die van zijn toekomst.
Met Koguzki betrad Rudolf Steiner, begeleid door een mens die over een oud esoterisch weten beschikte, vanuit de achterruimte van het Wiener Be- cken de weg naar de hoofdstad en de technische Hogeschool. [“En zo was het voor mij geleidelijk aan zo, alsof ik samen was met een ziel die uit lang ver- vlogen tijden een instinctief weten van een vroegere periode naar mij toebracht, nog onaangeroerd door civilisatie, wetenschap en hedendaagse opvattingen.”]
Felix Koguzki was met de geestwerkelijkheid van de natuur verbonden, met de elementen en de elementenwezens; de macrokosmos in de microkos- mos. Hij bezat ook een liefde voor het Duitse classicisme en in het bijzon- der voor Goethe. Maar pas in Karl Julius Schröer ontmoette Rudolf Steiner de mens voor wie Goethes bijdrage aan de natuur- en geesteswetenschap van de toekomst een werkelijk levensmotief was. Daaronder Goethes leer van de organismen en zijn metamorfosen, die de potentie in zich droeg om de cultuur uit de crisis van het materialisme weg te leiden.
Omgekeerd was Schröer verbonden met het “eenvoudige volk” en ver- eerde de oude spiritualiteit die in de spelen en gebruiken van de plattelands- bevolking nog steeds leefde. Maar zijn eigen weg was die van een academi- cus en leidde hem naar een professoraat aan de Hogeschool. Desondanks zag hij zich niet in staat tot het vervullen van de opgave om het Goethea- nisme tot een moderne natuur- en geesteswetenschap te ontwikkelen waar- van een vormende werkzaamheid op de cultuur zou kunnen uitgaan, zoals Fichte die voor ogen had gestaan. Met toewijding, gericht op wat in het ver- leden ligt, resigneerde Schröer ten opzichte van een wereld die hem “vijan- dig” gezind was en een andere wending nam.
Schröer was 54 – tien jaar ouder dan Felix Koguzki – toen hij de acht- tienjarige student Rudolf Steiner in zijn colleges en werkcolleges aan de Hogeschool van Wenen ontmoette; een instituut gewijd aan de moderne techniek. Rudolf Steiner moest tenslotte oppakken en tot verdere ontwik- keling brengen, waartoe Schröer – hoewel zijn verlangen daarnaar uitging
– niet in staat bleek te zijn. Bij Johann Gottlieb Fichte had Steiner in de zo- mer van 1879 gelezen:
‘Het licht zegeviert tenslotte met alle zekerheid – het tijdstip kan men na- tuurlijk niet bepalen, maar het is al een onderpand van de overwinning en
181

