Page 44 - BOEK SELG.indb
P. 44
Rudolf Steiner — Leven en Werk
kennis”, is het hier de opgave om de kwaliteiten en categorieën die men wil hanteren met veel toewijding en geduld aan het “onderwerp” zelf te ont- wikkelen. Dat wil zeggen aan de hand van een lang leerproces van waarne- men en opnemen van het anders zijn van de ander, zoals Wilhelm von Humboldt dat in zijn studie Schiller und den Gang seiner Geistesentwicke- lung voorbeeldig heeft laten zien. 58
Een benadering van een levensgeschiedenis zoals die van Rudolf Steiner, is in dit opzicht niet alleen een waagstuk, maar vraagt erom “zonder enig vooringenomen standpunt” eerst maar eens in de buurt te komen van wat wezenlijk is, en daar “aanspreekbaar” voor te worden. [“Als u mij wilt be- grijpen, moet u aan mij vragen stellen en niet aan uzelf.”]
Lukt het om deze benadering op z’n minst als streefrichting te realise- ren, dan pas kan de levens- en werkbeschrijving zich voornemen om de biografie van iemand voor het nageslacht verder te ontsluiten. Dat wil zeg- gen dat zij tracht om uitgaande van de grote hoeveelheid materiaal die be- schikbaar is over leven en werk, de intenties van iemand zuiver en zonder vertekening tot uitdrukking te brengen en er vandaaruit een duidelijke con- tour in aan te brengen. Zo’n activiteit doet zonder twijfel een beroep op de krachten van het Ik van de recipiënt. Krachten die nu echter niet – zoals veelal het geval is – geïnvesteerd worden in het kritisch beoordelen en clas- sificeren van de levensgeschiedenis, maar die ernaar streven zich in dienst te stellen van de betreffende individualiteit en zijn werk:
58
‘Het kan de opgave van het schrijven van biografieën zijn, om wat het in- dividu over zichzelf zegt ruimte te geven, ruimte te verschaffen – ruimte en woorden. Dit spreken is de niet-inwisselbare taal van het Ik van een individu dat over het vermogen beschikt om zichzelf “in de neigende hoek van zijn bestaan”, van zijn existentie, uit te drukken – zoals Paul Ce- lan het formuleerde. Is men bij het schrijven van de biografie in staat om niet het onbekende leven objectiverend te beoordelen, maar eerder om het tevoorschijn te brengen, dan doet men zelf een stap terug en opent de ruimte waardoor het geleefde leven opnieuw begint te spreken. Het ‘ci- taat’ van de gestorvene is dan niet iets wat ‘erbij gehaald is’ of wat ‘ver-
Wilhelm von Humboldt: ‘Schiller und der Gang seiner Geistesentwicklung’. In: Briefwechsel zwischen Schiller und Wilhelm von Humboldt. Stuttgart und Tübingen: 1890.
XLIV