Page 12 - 20230822_defeijennoorder_handinhand_2023/2024_01_DEF.indd
P. 12
14
Zomer in Rotterdam
op je naam hebben staan om naar een topclub te kunnen. Wij hadden twee of drie jonkies, maar nu is de gemiddelde leeftijd 23 jaar. Wij konden op de training weleens het gas een beetje loslaten, maar dat kan nu ook niet meer. Alles wordt in de gaten gehouden en gemonitord.
Vergeet ook niet dat de hele wereld nu met je meekijkt en iets vindt. Toen ik 22 was zat ik net in het eerste van Sparta. Je las de volgende dag de krant en daar lagen ’s avonds de aardappelschil- len in. Nu sta je elke minuut van de dag vol in de aandacht, sociale media stoppen nooit, het gaat de hele week over niks anders dan voetbal en je prestaties. Dat kan je maken of breken.”
John staat op en loopt naar het raam. Onder hem rijdt de terreinman op een grasmaaier langs, verder hangt er een haast meditatieve stilte op het complex. “We laten hier bewust niemand toe. Hier kunnen de jongens in alle rust trainen, samen zijn. Weg van al die dagelijkse aandacht kunnen ze focussen op het spelletje. Wat mijn rol daarbij is? Och, ik ben daar waar ik nodig ben. Ik dwarrel er een beetje doorheen. Daar ligt mijn kracht. Ik denk dat ik stabiel ben voor de jongens. Ze weten wat ze aan me hebben, ik ben altijd en onder alle omstandigheden dezelfde persoon. Zelf heb ik dat in mijn tijd als speler altijd pret- tig gevonden dat er mensen om het elftal heen waren die die rust uitstraalden. Ik geef graag een compliment, houd niet van puttendouwen. Ik ben ook gewoon nog steeds dankbaar dat ik de kans gekregen heb terug te komen en iets voor de club te kunnen betekenen. Ik voel ook gewoon dat dit mijn thuis is.”
Hij glimlacht, want hij weet ook wel dat het in- terviewfragment waarin hij die uitspraak deed inmiddels viraal gegaan is. “Maar het was ook echt gemeend. Feyenoord is mijn huis. Ik ben geen passant, ik ben niet alleen assistent, ik ben net zo goed een uithangbord en ambassadeur voor de club. Ik heb kampioenschappen meege- maakt als fan, als speler en als lid van de staf.
Ik weet wat het betekent om een Feyenoordhart te hebben.”
Bokje staan
Het zestiende kampioenschap is voor John de mooiste, antwoordt hij na enig nadenken. “Ik ben wat ouder, misschien ook wat emotioneler. Maar ik sta ook langs de lijn en kan er met iets meer afstand naar kijken. Daarom geniet ik er meer van. En je moet af en toe geluk hebben. Die oefenwed- strijd in De Kuip tegen Atlético dat Simeone zo uit zijn dak ging of die wedstrijd in Rome dat Mour- inho tekeer ging tegen de trainer. Ik was toevallig niet in de buurt. En ik weet niet hoe ik gereageerd had, maar ik weet wel dat ik niet zomaar accepteer dat je aan iemand van mijn club komt. Zoals die keer langs de lijn dat Giménez door die assistent aangevallen werd... Dan ben ik er als eerste bij; ik sta wel bokje voor mijn spelers. En dat weten ze.” Of hij nog iets extra’s gebracht heeft omdat hij zelf ooit prijzen gewonnen heeft met Feyenoord, daar wil hij niet aan. John is gewoon zichzelf en doet zijn ding. “Maar ja, toen Hancko steeds pijntjes had na een wedstrijd heb ik hem wel aangekeken en gezegd: ‘Pijn is fijn, gozer. Wacht maar tot je aan het eind van het seizoen ziet waar je het al- lemaal voor doet.’ Op het bordes van het stadhuis keek hij me aan en hadden we zo’n moment van: precies, dit dus. Ja, dat is machtig.”
John pakt de kampioensschaal van tafel en staat op. Hij laat zijn blik langs het jaartal glijden en zegt dan gedecideerd: “Volgend seizoen staan we er weer, ik weet zeker dat we weer mee kunnen doen om de prijzen. Er gaan misschien een paar jon- gens weg, maar we zitten nu in de luxe positie dat we niet moeten verkopen. Er zit veel meer rust in de groep, in de club en in de supporters dan een paar jaar geleden. Iedereen is nu alweer hongerig. Wij willen allemaal winnen. En het mooiste is, win- nen went nooit.” Hij kijkt op en glimlacht. “Ik heb geen logo op mijn borst nodig”, besluit hij dan met een klop op zijn hart. “Ik ben Feyenoord. Hier. Van binnen. Net als al die mensen daar buiten. Voor hen willen we die prijzen winnen.”