Page 69 - HAND IN HAND 09
P. 69

  ARCHIEF
   afstamming, de zgn. ‘Ariërverklaring’. ‘Verordnung’ 189/1940 van 22 oktober 1940 (aanwezig in ons archief) handel- de erover dat alle Joodse zakenlieden hun onderneming (of aandelen of invloed in een onderneming) moesten laten registreren bij een in oktober 1940 opgerichte Duitse organisatie,
de Wirtschaftsprüfstelle (Bureau voor economisch onderzoek). Dit was een onderdeel van Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft en hield zich bezig met het uitvoeren van Arisering van het Nederlandse bedrijfsleven.
Joods was je volgens art. 4 van die ‘Verordnung’ als je 3 Joodse groot- ouders had en/of als je lid was van een Joodse gemeente. Later, begin 1941, werd dat gewijzigd naar ten- minste 1 Joodse grootouder. Na deze registratie volgde ‘Verordnung’ 48/1941 d.d. 12 maart 1941 en daarin kreeg de ‘Wirtschafts-prüfstelle’ het recht bij dergelijke ondernemingen bewindvoer- ders (Treuhänder) aan te stellen.
Joods kapitaal
De ‘Verordnungen’ gingen verder: 148-1941 (8 augustus 1941) verplicht-
te in eerste instantie alleen vermo- gende Joden hun banktegoeden en contant geld bij de Liro-bank onder te brengen; later werd dit verplicht voor alle Joden. ‘Liro’ stond voor Lipp- mann, Rosenthal & Co. Ook bekend als ‘Duitse Roofbank’ of ‘Nazibank’, die was gevestigd aan de Sarpha- tistraat te Amsterdam. Deze bank werd tijdens de Duitse bezetting in
de Tweede Wereldoorlog gebruikt om Joods bezit systematisch te registre- ren en vervolgens te roven. Via deze bank plukten de nazi’s de Nederland- se Joden systematisch kaal, alvorens ze te deporteren. Oorspronkelijk was deze bank in 1859 opgericht door de Joodse ondernemers George Rosent- hal en Leo Lippmann.
Het geld werd niet alleen voor de deportatie gebruikt; 11 miljoen gul- den werd beschikbaar gesteld voor uitbreiding en exploitatie van door- gangskamp Westerbork (incl. een filiaal van de bank die onder dwang alles afnam van de Joden daar) en 26 miljoen gulden ging naar de bouw en exploitatie van het concentratie- kamp Vught.
De goederen werden zo
snel mogelijk verkocht en
de opbrengst ging naar de Vermögensverwaltungs- und Rentenanstalt (VVRA), waar ook de opbrengst van geliquideerde Joodse bedrijven was terechtgekomen.
Bij de verkoop konden Nazi kopstukken een keus doen uit de geconfisqueerde kunst.
‘Verordnung’ 199/1941 : Joden moeten niet-Joodse verenigingen en -stichtingen verlaten. Conform ‘Verordnung’ 58/1942 van 21 mei, moesten Joden nu ook goud, zilver, antiek, kunstvoorwerpen en andere waardevolle spullen inleveren
bij ‘Liro’.
Met al deze ‘Verordnungen’ had ook Stadion Feijenoord N.V. te maken.
N.a.v. de genoemde ‘Verordnung’ 189/1940 moest de toenmalige directeur van het stadion, de heer J. Hijlkema een opgave verstrekken van o.a. de zittende commissarissen, het aantal aandelen dat in hun bezit was en/of zij Jood waren.
APRIL 2024
69
















































































   67   68   69   70   71