Page 12 - Antllliaanse Dagblad
P. 12
12 Antilliaans Dagblad Dinsdag 22 maart 2016
Feuilleton
Mester a deré, promé ’t Was nodig hem te begraven
FEUILLETON 15WILLEM E. KROON el a drenta na casa voor hij in het huwelijk tradDOOR
Mijn vriend Benúa de woorden: ‘Ik wil niet dat de Schepen worden gerepareerd. FOTO’S NATIONAAL ARCHIEF CURAÇAO
vervolgde zijn relaas arme metselaar zijn werk
over de grafschenner verliest. Als hij wakker wordt, kelijk niet ? Ja! Hij is ’t in Wat zullen alle mensen van Dan ben ik ontsnapt aan de
die hem redde. ,,Hij wilde zal hij voortgaan met metselen eigen persoon! Maar hebben mij zeggen? autoriteiten, aan de pastoor en
geen aalmoes aannemen, niet en morgen zal hij zijn geld ze hem niet even terug begra- aan die scherpe tongen die
voor zichzelf en nog minder ontvangen. Hij behoeft nog ven? Zie je hem niet? Man, sta Ik, die 40 jaar hier gewerkt niet rustig in hun mond kun-
voor zijn zuster. Maar mijn niet te weten dat zijn prooi stil; als ’t een geest is, kom dan heb zonder ooit een fout te nen blijven! Je hebt gelijk, ’t
dankbaarheid jegens hem was gevlucht is!’ aan mijn linkerhand staan, maken; hoe is het mogelijk zal de geest van Benúa zijn.
zo groot en evenzeer mijn dan zal je hem zien ... Hé, dat, nadat Jan en alleman mij Maar laat ik voor alle zeker-
wens om te herstellen wat Juist toen wij de hoek van waar ga je heen, Benúa? Sta lastig valt, dat ik iemand le- heid de toegang van de graf-
ik misdaan had, dat ik een het keldergraf omsloegen, stil...’ En Tótó wilde me achter- vend in het graf zou stoppen! kelder gaan bekijken!’
laatste voorwendsel uitdacht zagen wij Tótó, de opzichter na. Neen, maar ’t is mijn schuld
waardoor hij kon aannemen van ’t kerkhof, van verre aan- ook niet. Als de dokter zelf Toen ik dat hoorde begon ik
wat ik hem aanbood. komen. Ik bedacht dadelijk ‘Sta stil; je kunt niet weg- zich vergist, wat blijft er dan te - om iets onaangenaams te
wat we zouden doen. ‘Vriend- gaan zonder mij iets te zeg- doen voor degenen die hun voorkomen voor de metselaar
‘Makker’, sprak ik, ‘geloof lief’, zei ik tegen mijn kame- gen. Wat zal de pastoor, wat werk afmaken? Ik, die door die door zijn rum nog lag te
niet dat het een aalmoes is, die raad, ‘ik ga de rol van een zal het Gezag van mij zeggen? gebrek aan nieuwsgierigheid slapen en opdat Tótó ons met
ik aan je zuster geef: het is een geest spelen; loop achter mij Neen, je kunt toch niet weg- nooit iets geleerd heb!’ rust zou laten - met mijn ar-
vergoeding voor het bloed dat en als hij vraagt of je mij ziet, gaan zonder vergunning.’ men te zwaaien als een gier
ik haar heb afgetapt door haar zeg dan neen!’ In wanhoop zei hij weer pleegt te vliegen en ik zette het
boven haar kracht te laten Maar mijn vriend hield hem tegen mijn vriend: ‘Let eens op een lopen, zo goed als mijn
werken en om zodoende mijn Van verre was Tótó al blij- vast. ‘Tótó ... droom je? Ik zie op: daar, vóór die indjuboom, lijkomhulsels ’t mij veroorloof-
zakken met geld te vullen. ven staan, al een beetje ont- niets; hoe kan je geloven dat zie je daar niets? O, leefde de. Bovendien riep ik met een
Indien je mijn aanbod weigert, daan door mijn zwarte kle- een dode uit zijn graf komt?’ mijn hond nog maar! Hij knorrende stem, die uit de
dwing je mij een ondankbaar ding, mijn witte handschoe- kondigde het altijd aan als diepte van mijn neusholte
mens te zijn door je aan te nen en mijn ontblote hoofd. Ik Doch Tótó stond te trappe- iemand ging sterven; als hij kwam, om schrik aan te jagen:
klagen als iemand die het tot liep stap voor stap met mijn len en dreigde met zijn vuist, hier was, zou ik u, met wat ‘Toco-ro-to, totó, tocoro-tó ró,
in mijn graf om mijn diaman- hoofd op mijn borst, mijn hoewel hij heel bang was. ‘Wat vuil van zijn oog in ’t hoekje tó.’”
ten ring te doen was.’ armen als twee klokslingers een ellende! Iemand een paar van het uwe, alles laten zien.
neerhangend, maar onbewege- uur geleden begraven, die met Maar als je hem niet ziet, des DEEL 16: Donderdag 24 maart
De man werd asgrauw, lijk. ‘t Was alsof ik de grond medeweten van de dokter te beter voor mij, Goddank!
hoewel hij donker genoeg van niet raakte met mijn voeten. begraven werd, in zijn grafkel-
kleur was. Onder de huid van Tótó verborg zich achter een der neergelegd, en die mij nu WILLEM E. KROON
een blanke is zelden zo veel praalgraf; toen ik hem voorbij- in verlegenheid brengt, door,
schaamte zichtbaar voor een ging, riep hij mij, nog altijd vol zonder dat ik het weet, eruit te W illem E. Kroon schreef
blunder die niet wordt ver- vrees, van achter zijn schuil- komen om anderen wijs te de korte Papiamentstali-
volgd. Hij boog zijn hoofd en plaats toe: ‘He, meneer, waar- maken dat hij niet dood is! ge roman ‘Mester a deré,
met een diep gevoel van kren- heen? Waar komt meneer promé el a drenta na casa’.
king antwoordde hij: ‘Wreed is vandaan?’ Die verscheen als feuilleton
mijn lot; ik werd een dief om in de rooms-katholieke krant
mijn zuster in veiligheid te Niets, ik gaf geen kik. Mijn La Union van 25 november
brengen, en ik verlies zelfs het vriend was dicht bij hem geko- 1926 tot en met 27 januari
recht op dankbaarheid die hij men. Tótó vond wat kracht in 1927. De Nederlandse taal-
die ik van de dood redde, mij de tegenwoordigheid van mijn kundige D.C. Hesseling
schuldig is. Maar ik aanvaard vriend, die hij vastpakte, ter- werkte in 1933 aan een verta-
uw aanbod; wat tussen ons wijl hij zei: ‘Zie eens wie die ling onder de titel ‘’t Was
beiden gebeurd is, blijft een man is die daar loopt?’ nodig hem te begraven voor
geheim - laten wij maar van hij in het huwelijk trad’. Deze
hier weggaan!’ Mijn vriend rekte zijn hals, vertaling werd niet gepubli-
keek rond naar alle kanten en ceerd, maar wél in manu-
En hij stak zijn hand onder antwoordde: ‘Ik zie niets; je script bewaard en verschijnt
mijn arm en steunde mij in de verbeeldt je wat, Tótó!’ nu als feuilleton in het Antilli-
rug om mij te helpen lopen. aans Dagblad. De spelling van
Maar voor wij weggingen ‘Hoe kan je zeggen dat ik de vertaling werd aangepast,
keerde hij zich om en plaatste me wat verbeeld? Zie je die onduidelijkheden met kleine
de stenen op hun plaats bij de man in het zwart niet, die ingrepen toegelicht, verschrij-
ingang van het keldergraf met daar loopt? Maar (en hij legde vingen en evidente onjuisthe-
zijn hand aan zijn kin ) is den werden bijgesteld. Dit is
dat Benúa niet? Is hij dat wer- niet tot in detail gedaan, om
de oorspronkelijke inspan-
Willem E. Kroon (Curaçao,
1886-1949).
ningen van de vertaler te
respecteren. De redactionele
aangelegenheden zijn niet
nader aangegeven in de tekst.
Redactie: Aart G. Broek; met
dank aan Jan Noordegraaf.
Het lossen en laden in de haven.