Page 11 - OCP
P. 11
4.2.3 Opkomst van warenhuizen
Een tijd na de Tweede Wereldoorlog gaven couturehuizen hun namen in licentie aan andere bedrijven
om goedkopere kledingartikelen en accessoires te produceren.
In Europa en Noord-Amerika daalde het aantal vestigingen dat fijne op maat gemaakte kleding
produceerde en het aantal mensen dat dit kocht daalde ook. De vraag naar op maat gemaakte kleding
bleef krimpen.
Er werden meer grote warenhuizen en grote regionale winkelcentra in steden gebouwd. Als gevolg
hiervan nam het aantal winkels met op maat gemaakte kleding in het centrum af en sloten veel van deze
type winkels in de binnenstad hun deuren.
4.2.4 Opkomende consumentisme
Wat de consumptie betreft, de marketing richtte zich op vrouwen voor het maken van kleding. In 1950
was er een grote economische hausse die nadien leidde tot een opkomend consumentisme. Stijlkleding
werd een belangrijk onderdeel van de cultuur tijdens maatschappelijke en culturele veranderingen. De
mode-industrie produceerde en exploiteerde 4 seizoenen lang kleding: herfst, winter, lente en zomer.
Tot het midden van de 20e eeuw werkten de ontwerpers maanden van tevoren om te voorspellen en
te strategiseren wat de klanten zouden willen.
4.2.5 Swinging sixties – Opkomende tienercultuur
De economische hausse hield aan in de swingende jaren zestig.
In de jaren vijftig werd mode gedomineerd door de smaak van een rijke, volwassen elite. Maar in de
jaren zestig was het inkomen van jongeren het hoogst, tieners kregen een besteedbaar inkomen van
ouders en daarbij hadden ze ook parttimebanen. Dit de deed economische macht toenemen en een
nieuw identiteitsgevoel werd opgeleverd waarbij mode door jongeren als uitdrukkingsmiddel werd
gebruikt.
Als reactie daarop richtten trends zich op tieners. Onafhankelijke ontwerpers openden hun eigen
winkels met kleding voor jongeren. Innovatieve ontwerpers creëerden een nieuwe markt voor
jeugdmode. Om hun nieuwe markt beter te leren kennen, vestigden zich kleine boetiekjes en
zelfbedieningswinkels in de stad. Deze winkels boden betaalbare mode aan gewone jongeren.
Pioniers van deze nieuwe vorm van retail waren ontwerpers Mary Quant & John Stephen, deze
ontwerpers maakten van Londen een mode hub.
Nu de tienercultuur een steeds grotere rol kreeg in het entertainment, de stijlen werden minder
conservatief. De jonge generaties creëerden nieuwe trends en gebruikten goedkope kleding als een
vorm van persoonlijke expressie.
In de jaren zestig begonnen de mode de opkomende diversiteit en individualiteit te weerspiegelen die
de komende tien jaar de belangrijkste focus zou worden achter de moderevolutie.
Naarmate de technologische vooruitgang de productie eenvoudiger en goedkoper maakte, en naarmate
de middenklasse en het besteedbaar inkomen groeiden, nam het aantal huishoudens met een televisie
sterk toe. Mensen werden blootgesteld aan trends dankzij tv, commercials, films en iconische modellen
die jongeren zouden volgen.
~ 11 ~