Page 29 - Brochures_Lessen
P. 29

                                Vragenaanhetmuseum
Is het gele schoolkrijtje typisch Nederlands?
‘Dat zoeken we op’, een gevleugeld zinnetje. Thuis, op het werk, bij het chillen, maar ook op school. Want op school, daar moet je zelf dingen onderzoeken, beschrijven, analyseren en con- clusies trekken. Kranten en boeken worden daarvoor niet meer geraadpleegd; bij veel leerlingen zitten de antwoorden in de broekzak, in de schooltas en heel vaak in de hand. Met een paar klikjes
op de iPhone ben je er al. Of denk je er te zijn.
Voor antwoorden op serieuze vragen, gebruiken leerlin- gen vooral digitale bronnen zoals Wikipedia, Youtube, TikTok, Twitter en Google. Met een beetje mediawijs- heid van de basisschool komen ze al ver; het is vaak een kwestie van de juiste term – of de juiste combinatie van termen – intikken. De informatie die je zoekt verschijnt vanzelf op je scherm.
Vroeger, ja vroeger, toen ging je voor een moeilijke of ongebruikelijke vraag naar je oudere zus of broer, of naar de onderwijzer, de leraar. Die wist ‘alles’. Of je ging naar de bibliotheek, als de drempel niet te hoog was. De hele wereld, inclusief Keesings Historisch Archief en de AO-boekjes (Actuele Onderwerpen) in één gebouw. En dan was er nog de oom en tante. Die hadden de Kleine Oosthoek, de Grote Oosthoek of de Winkler Prins, als ze zich die dure encyclopedieën tenminste konden veroorloven. Cultureel erfgoed, die ooit bijna onmisbare vraagbakens. Erfgoed, dat nu in lange rijen in kringloopwinkels troosteloos op een liefhebber wacht.
Voorziet het internet in antwoorden op alle vragen? Nee, gelukkig niet. Sommige antwoorden zijn nou eenmaal gemakkelijker via andere kanalen te vinden. Omdat er inzicht, discussie of onderzoek voor nodig is. Het Nationaal Onderwijsmuseum ontvangt regelmatig vragen die betrekking hebben op het onderwijs en haar geschiedenis. Soms worden die vragen onmid- dellijk beantwoord, maar soms moet er eerst intern
tekst redactie LESSEN fotografie Jan Tito
onderzoek worden gedaan. De talloze objecten, boe- ken, jaarverslagen, onderwijstijdschriften, brochures, dissertaties en pedagogische woordenboeken moeten dan uitkomst bieden.
Soms is het zaak dat de vragensteller naar het museum komt om zelf de objecten te bekijken of de documenten in te zien. Of door de vraag aan een medewerker voor te leggen. Dat leidt vaak tot mooie, nieuwe inzichten
en niet zelden tot een verrassend antwoord. Dat is een verrijkende ervaring waar het internet níet in voorziet en daarom is en blijft iedereen welkom in het Onder- wijsmuseum voor het stellen van een vraag. En voor een verrassend antwoord.
























































































   27   28   29   30   31