Page 30 - Brochures_Lessen
P. 30

                                Rekenles met
gekleurdestaafjes
 ErikvanMuiswinkel, acteurencabaretier
Toen ik de gevreesde Eerste Klas van de Grote School achter de rug had, kon ik best aardig rekenen. 2+2=4natuurlijk.Maar10–3=7, netzomakkelijk. Onze Juffrouw de Vries had veel met haar vijfendertig geboortegolfkindjes te stellen daarginds in 1967, maar lesgeven kon ze.
Ik keek bevend uit naar de tijd waarin ons beloofd was dat we ‘voorbij de tien’ mochten gaan rekenen. Er gin- gen geruchten - via broers en zussen uit hogere klassen - over het getal honderd. En onrustbarende sprookjes over iets als duizend, wat ik onmiddellijk met duizelig
associeerde, want over taal hoef je een kinderbrein echt niets te leren. Maar ik durfde het aan.
Fris en vol goede moed kwam ik eind augustus 1968
de Tweede Klas binnen, waar de rekenles werd opge- luisterd met gekleurde staafjes. De kortste, eigenlijk kubusjes, waren wit, de langste oranje. Er pasten dus tien witjes naast één oranje blok. En vijf gele tweetjes. Maar wat had wit met 1 te maken, of geel met 2? Er pasten trouwens makkelijk vier groene drietjes in zo’n oranje tien, als je ze maar slim opstapelde. Maar dat bleek helemaal de bedoeling niet te zijn. Hier werd dankzij
de Reformbeweging het zo abstracte rekenen leuk aanschouwelijk gemaakt. Met fatale gevolgen voor mijn jonge brein.
Om cijfers, blokjes én kleuren in één systeem te krijgen, moet een kind nóg abstracter kunnen denken dan voor rekenen alleen.
Gelukkig mochten de Tafels weer gewoon uit mijn hoofd.
‘Cuisenaire methode’ – Hulpmiddel voor het ontwikkelen van het getalbegrip en het maken van optel- en aftreksommen. Elk getal van 1 tot en met 10 wordt weergegeven door een staaf in een bepaalde kleur en van een bepaalde lengte (in verhouding met het getal). De maker van deze reken- en wiskundemetho- de was de Belgische onderwijzer Emile-Georges Cuisenaire (1891-1975). Na de Tweede Wereldoorlog ontwierp hij een spel, bestaande uit gekleurde kartonnen stroken van verschillen-
de lengtes, die hij gebruikte om jonge kinderen rekenen en wiskunde te leren. In 1951 verscheen de eerste editie van deze methode in België.
Collectie Nationaal Onderwijsmuseum
fotografie Jan Koorneef
  



















































































   28   29   30   31   32