Page 15 - Echte wiskunde
P. 15
Echte Wiskunde 3 Een plat vlak is altijd tot in het oneindige uitgebreid te denken.
Uit axioma 1.1 volgt dat door 3 punten die niet op dezelfde lijn liggen er één en slechts één plat vlak gaat. (Kun je zien dat dat waar is?)
De vlakke meetkunde houdt zich bezig met figuren in het platte vlak. Een ander woord voor vlakke meetkunde is planimetrie. De meetkunde die zich bezig houdt met ruimte-figuren heet stereometrie.
Twee lijnen die niet in een plat vlak liggen heten kruisende lijnen. Als twee rechten wel in één plat vlak liggen, dan zijn er twee mogelijkheden:
1. ze snijden elkaar;
2. ze snijden elkaar niet: ze heten dan evenwijdige lijnen.
Als twee lijnstukken: AB en CD op twee evenwijdige lijnen liggen dan noteren we dit als AB//CD.
Axioma 1.2. Door een punt P buiten een lijn l gaat één en slechts één rechte lijn evenwijdig aan aan l.
Bepaling 1.1.12. We zeggen: evenwijdige lijnen hebben dezelfde richting.
1.1.2 Verplaatsingen en hoeken
Axioma 2: evenwijdige lijn
We kunnen figuren in een plat vlak verplaatsen. Denk maar dat je het hele vlak verplaatst, de figuren gaan dan mee. We hebben hierbij het volgende axioma.
Axioma 1.3. Bij verplaatsing gaat een punt over in een punt, een lijn over in een lijn, een lijnstuk in een lijnstuk met gelijke lengte.
−→
Axioma 3: verplaatsing
Kies nu een lijnstukje als lengte-eenheid (bijvoorbeeld een centimeter). Met behulp van ver- plaatsingen kunnen we dan elk lijnstuk een lengte geven. (“Een cm past tien maal in een dm” krijgen we door die centimeter 10 keer te verplaatsen.) We geven de lengte van een lijnstuk AB aan met AB. Als twee verschillende lijnstukken AB en CD even lang zijn schrijven we AB = CD.