Page 31 - Altrobiografie
P. 31
kompas in handen waarmee dat gedaan kan worden. De vraag is alleen hoeveel patiënten het gaat kosten voor het zover is.
Ho!! Roepen mijn klinische collega’s nu, aangespoord door de marketingafdelingen van de industrie. Het is nog helemaal niet bewezen dat je gelijk hebt. Grote klinische trials.... enz. enz. enz. En dat terwijl ik juist heb laten zien dat klinische trials, hoe groot ook, alleen iets zeggen over de gemiddelde patiënt en niet over u of mij.
Voor een promille van het bedrag dat de industrie heeft betaald aan schadevergoedingen lever ik het sluitende bewijs dat gepersonaliseerde behandeling beter is standaarddosering. Het volstaat om plasmamonsters te hebben van alle incidenten, alle bloedingen en alle tromboses, die hebben plaatsgevonden onder behandeling met DOACs, van welke soort dan ook. In die monsters bepalen we dan of de betreffende patiënt van huis uit veel of weinig trombine maakt en hoe gevoelig zij (hij) is voor de werking van het gebruikte DOAC. Mijn werkhypothese is dat in de monsters van bloedende patiënten de trombinevormende capaciteit laag is en in de monsters van patiënten die toch een trombose kregen hoog. Voor één procent van de uitgekeerde schadevergoedingen lever ik dan een test waarmee bij iedereen aan wie DOACs worden voorgeschreven even bepaald kan worden hoeveel van dat middel ze eigenlijk zouden moeten nemen.
Ik vrees echter dat de kortzichtigheid van sommige collega’s en de arrogantie en het cynisme van de marketingafdelingen van Big Farma deze oplossing in de weg staan.
Slotwoord
Het is een van de meest bevredigende dingen voor een scheidend hoogleraar om te zien hoe overbodig hij is, om te zien dat zijn afdeling groeit en bloeit ondanks dat hij er zelf niet meer bij is. Naar mijn overtuiging is de beste baas diegene die zichzelf overbodig weet te maken. Volgens mijn eigen criterium ben ik dus een goede baas geweest want tot twee keer toe heb ik een afdeling achter me gelaten die het best zonder me kon stellen.
De eerste keer toen ik door mijn rectoraat, mijn sabbatical in Parijs en mijn ernstige ziekte in 1987-88 gedurende meer dan vijf jaar praktisch totaal afwezig was op het lab zonder dat dat de prestaties van het team ook maar enigszins verminderde. De tweede keer toen ik met emeritaat ging en de afdeling biochemie, onder de inspirerende leiding van Jan Rosing en later van Tilman Hackeng, op geen enkele manier onderdeed voor wat hij eerder was. Bijna even groot is het genoegen om dan iets nieuws te beginnen dat het op zijn beurt ook weer niet onaardig doet.
Als het aan mij lag zou ik zo voor de vierde keer beginnen want thrombinegeneratie, zoals die nu overal op de wereld wordt gedaan verschilt niet wezenlijk van wat wij twintig jaar geleden hebben gepubliceerd. Het is een soort “Spirit of Saint Louis”, je kan er de Atlantische oceaan mee overvliegen maar je kunt er nog geen lijndienst op New York mee openen. We weten al hoe het beter kan – mijn vingers jeuken ........ om eindelijk eens een klarinet te gaan bouwen.
31