Page 8 - Altrobiografie
P. 8

etc. “Oxfos” vindt plaats in het mitochondrion, een subcellulair deeltje. De dag begon dan ook met het doodslaan van een rat om dan de lever te vermalen en er mitochondriën uit te isoleren. De koppeling tussen oxidatie en ATP-synthese kan ongedaan gemaakt worden door bepaalde stoffen, de dinitrofenolen. Als dat gebeurt wordt het zuurstofgebruik van de mitochondriën hoger om daarna, bij nog hogere concentraties, weer te dalen. Ik besloot te onderzoeken hoe die optimale concentratie afhankelijk is van de soort dinitrofenol en de pH van de oplossing.
Met behulp van een toevallig aanwezige zuurstofelectrode maakte ik een apparaatje waarmee ik de optimale dinitrofenol-concentratie in één uur kon meten, iets wat met de gebruikelijke Warburg manometers een dag zou kosten (Hemker 1962). Het bleek dat de ontkoppelende werking niet afhankelijk was van de concentratie dinitrofenol in de oplossing maar in het lipide van het membraan (de “celwand”) van het mitochondrion (Hemker 1962). Dat was een resultaat op het verkeerde moment en in het verkeerde laboratorium. In 1961 publiceerde Peter Mitchell nl. een hypothese die inhield dat ATP gesynthetiseerd wordt in het membraan, dus in een lipide-omgeving en niet in oplossing – een vinding waarvoor hij in 1978 de Nobelprijs zou krijgen (Mitchell 1961). Slater hield echter vol, tot minstens 1967, dat het om een reactie in oplossing ging (van Dam and Slater 1967). Pas veel later paste hij mijn resultaten in, in zijn veranderde visie (Slater 1987).
Als ik aan die jaren terugdenk vind ik dat ik absoluut onvoldoende van de situatie heb geprofiteerd, ik had beter mijn best moeten doen. Omdat ik toch kinderarts zou worden vond ik het niet nodig om de colleges van Slater te volgen, profileerde me niet erg op de werkbesprekingen en legde mij niet toe op het Engels. Ik ben Slater nog altijd dankbaar dat hij me desondanks heeft aangeboden om een tweede jaar te blijven en te promoveren. Wat ik vooral betreur is dat ik, toen Mitchell het lab bezocht (1961), niet heb gezien hoezeer mijn resultaten zijn theorie steunden en eerder probeerde ze met de visie van Slater te laten sporen.
Resultaten verkrijgen is één ding, ze uitbuiten is iets anders.
Opgegroeid in het laboratorium?
Maar hoe zit dat dan met het “opgegroeid in het laboratorium”? Hoe heeft het zo ver met me kunnen komen dat ik per se dokter en onderzoeker wilde worden?
Ik stam uit een familie van handwerkslieden. Mijn vader was instrumentmaker, mijn grootvaders banketbakker en lijstenmaker en mijn overgrootvaders scheepstimmerman, bakker en letterschilder. Die traditie heb ik voortgezet: Wetenschappelijk onderzoek is immers in de eerste plaats een ambacht, een “artisanat” zoals de fransen zeggen. Verder stam ik uit een milieu van leergierigen. In de eerste helft van de vorige eeuw werd er veel werk gemaakt van de educatie van de arbeider: volksconcerten, goedkope uitgaven van de Nederlandse klassieken enz. enz. en mijn ouders en hun kennissen behoorden tot de mensen waar dat aan besteed was. Oom Cor, vakwerkman bij de PTT zoals mijn vader in die tijd, schilderde beter dan menig professioneel kunstenaar, getuige de portretten van mijn ouders. Oom Piet Martineau, van hetzelfde stiel, verdiepte zich in de filosofie en
8


































































































   6   7   8   9   10