Page 23 - Memories van Arie Bastiaan Slaaakweg
P. 23

In Moerdijk had ik een oom en tante wonen en daar hing een burgerpak van mij. Op een zaterdagmiddag ging ik naar mijn oom Rien en vroeg hem of hij mij op de motor naar mijn meisje in Puttershoek wilde bren- gen. Pietje vond dat erg leuk! Echter, toen sergeant Deen, die bij hen in- gekwartierd was, begon te vertellen dat ik de kogel zou krijgen omdat de Duitsers voor de grens stonden, werd ze bang. Ik vroeg me hardop af of ik die Duitsers dan alleen kon tegenhouden!
Afijn, ik bleef die nacht toch in Puttershoek. De volgend dag, zondag, ging ik naar de kerk met meisjelief. Na het middageten, tegen twee uur, lie- pen we naar de schuur om haar fiets te pakken toen we motorgeluid hoorden. Het was oom Rien, ze waren mij kwijt voor het appel van twaalf uur en om vier uur zou er weer appel worden gehouden.
Om vijf minuten voor vier zat ik rustig te wachten op appel.
Sergeant Meijer: “Slaakweg.” Ik antwoordde: “Present.”
Enige ogenblikken later moest ik bij luitenant van De Cammen komen. Hij vroeg waarom ik om twaalf uur niet op appel was. Ik antwoordde dat ik toen bij mijn meisje was. Hij vroeg: “Moest je dan niet eten?” en ik ant- woordde: “Ik vrat van de liefde!” Hij lachte even en wees mij op het bul- letin waarop stond dat niemand het kampement mocht verlaten. Ik kreeg geen straf.
De dagen gingen vol pret voorbij tot 10 mei 1940.
Vrijdag 10 mei om vijf uur in de ochtend schrokken we wakker door ge- ronk van vele vliegtuigen en harde beschietingen. Leo Verweij keek even door een dakraam en zei dat er niks aan de hand was en ging terug zijn bed in.
De pannen vlogen van het dak en de ruiten sprongen kapot.
“Jongens, het is oorlog!” riepen we.
De lucht was vol Duitse vliegtuigen en heel veel parachutisten daalden neer in onze polder en in het Hollands Diep. En als eens een parachute niet openging was er een hoge waterzuil.
21


































































































   21   22   23   24   25