Page 48 - In de ban van bloedstolling
P. 48
De Nederlandse geneeskunde kent sinds het midden van de 19e eeuw een roemrijke traditie in de fysiologische scheikun- de – het vakgebied dat tegenwoordig biochemie wordt ge- noemd.
G.J.A. Mulder
Gerardus Mulder (1802-1880), zelf op- geleid als chirurgijn, praktiserend arts in Amsterdam en later hoogleraar scheikunde te Rotterdam en Utrecht, was in Nederland pleitbezorger en wegbereider voor de toenemende rol van wetenschap in de geneeskun- de. In 1838 gebruikte Mulder als aller- eerste onderzoeker de term proteïne voor eiwitten – het biologische mole- cuul dat centraal staat in stofwisseling en biochemisch onderzoek.
Onder zijn leiding, en later die van vermaard hoogleraar Franciscus Donders (1818-1889), kregen de fysi- ologie en laboratoriumexperimenten een steeds prominentere plaats in de Nederlandse geneeskunde. Mulders leerling Cornelis Pekelha- ring (1848-1922) bouwde de rol van wetenschappelijk onderzoek aan de Utrechtse faculteit verder uit.
In 1907, bij gelegenheid van het 50-
jarig bestaan van het Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde, blikte Pekelharing terug op het
24
F.C. Donders