Page 72 - In de ban van bloedstolling
P. 72
Het was sinds de jaren veertig bekend dat bloed ook stolt als het met bepaalde lichaamsvreemde oppervlakken, zoals glas, in contact komt. Naast de ‘extrinsieke’ stolling, waarbij de toe- voeging van weefselfactor nodig is, werd nu ook de ‘intrinsie- ke’ weg naar de vorming van fibrine onderscheiden. Hierin zijn de factoren die nodig zijn om in een reageerbuisje bloed te la- ten stollen al in het bloed aanwezig. Sommige factoren bleken geactiveerd te worden door glas – factoren VIII, IX, XI en XII, andere juist door weefselfactor – factor VII.
Om defecten aan factoren die door deze intrinsieke stol- ling geactiveerd worden op te sporen werd een nieuwe stollingstijdmeting zonder weefselfactor ontwikkeld: de activated partial thrombo- plastin time (aPTT). Deze test kan dus het stollingsdefecten detecteren die met Quick’s protrombinetijd (PT) niet ge- vonden worden. Beide testen hebben protrombine, factor
V en X nodig. De PT-test vergt bovendien factor VII, maar defecten van factoren XII, XI, IX en VIII hebben er geen invloed op. De aPTT-test heeft deze laatstgenoemde factoren wel nodig. Op deze wijze ontstond er een model dat Morawitz’ schema na meer dan een halve eeuw kon vervangen, maar zonder dat duidelijk werd hoe die verschillende factoren op elkaar inwerkten.
48