Page 103 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 103
VII. Jan Veltkamp als inspirator 91
sterdam aangetrokken. Eén van de belangrijkste vraagstellingen waar Veltkamp cum suis zich op richtten was of de synthese van een bepaalde stollingsfactor afwezig was of dat een ab- normale factor, onwerkzaam in de stolling, werd geproduceerd (vergelijk dit met Hemkers PIVKA’s; zie hoofdstukken VI en XVI). De gang van zaken bij dergelijk onderzoek verschil- de niet principieel tussen de verschillende stollingsfactoren. Na de detectie van een patiënt met een abnormaal stollingsfactormolecuul en het classificeren van de afwijking werd het molecuul geïsoleerd en gekarakteriseerd. De doelstellingen van dergelijk onderzoek waren in het algemeen: (i) het bestuderen van de afwijking in het werkingsmechanisme; (ii) het aantonen van genetische heterogeniteit; (iii) het verbeteren van draagsteronderzoek. Deze benadering werd in Leiden toegepast voor factor VII, factor IX en factor VIII. Voor factor IX werd samengewerkt met Oslo en Rome. Er werden technieken ontwikkeld om te kunnen differentiëren tussen verschillende varianten van factor IX moleculen. In een groep van 33 hemofilie B-patiënten werden 14 B+ patiënten (uit 11 families) gevonden. In die 11 families bleken tenminste 7 verschillende factor IX-moleculen voor te komen. De genetische hetero- geniteit die met de nieuwste moleculaire technieken kon worden aangetoond was indrukwek- kend te noemen, vooral omdat nog geheel onduidelijk was of er niet nog een verdergaande differentiatie zou worden gevonden. De klinische impact van dergelijk biochemisch onder- zoek stond Veltkamp en Bertina duidelijk voor de geest: draagsteronderzoek van stollings- factoren op moleculair-biochemische basis zou een veel betere discriminatie opleveren dan activiteitsonderzoek.27
Er moet hier benadrukt worden dat deze moleculaire benadering nog steeds een analyse was op basis van het fenotype. Van een analyse van het genotype op basis van het moleculair- genetisch materiaal was in de jaren 1970 nog geen sprake. Het was nog wachten op het be- schikbaar komen van zogeheten restrictie-enzymen waarmee DNA op specifieke plaatsen kon worden geknipt. Door het door deze enzymen geknipte genetisch materiaal - de restrictie- fragmenten - te analyseren viel toen het genetisch materiaal te karakteriseren. Deze RFLP- techniek – restriction fragment length polymorphism – werd door Veltkamp en Ernest Briët gebruikt voor onderzoek naar draagsterschap van hemofilie B (1985). Daarmee werd in Lei- den de genetic turn genomen. De uiterste consequentie van dit onderzoek zou zwangerschaps- onderbreking kunnen zijn. Met deze nieuwe methoden kan het besluit hiertoe in het eerste trimester van de zwangerschap worden genomen, terwijl de benodigde informatie met foeto- scopie indertijd niet voor de 19e week kon worden verkregen.28
VII.6 Wisseling van de wacht
Toen Jan Veltkamp in 1985 stierf liet hij als persoon een enorme leegte achter. Hij was in vele kringen een zeer geliefd arts en een sterke drijfveer achter allerlei vernieuwingen. Maar weten- schappelijk had hij gezorgd voor capabele nakomelingen. In 1975 was Rogier Bertina binnen- gehaald als opvolger van biochemicus Coen Hemker. De in 1977 gepromoveerde Ernest Briët was een waardig opvolger van Veltkamp als hemofiliebehandelaar. En in het midden van de jaren tachtig kreeg het genetisch onderzoek in het Leidse academisch ziekenhuis een impuls met de aanstelling van Jan Vandenbroucke en Frits Rosendaal. De combinatie van Veltkamps erfenis met jonge wetenschappers zou de genetica van trombose en hemostase flink vooruit helpen.