Page 102 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 102

90 Bloedstolling en bloedingsneiging
VIII-gen bezitten, waarbij het er niet toe doet wélk X-chromosoom gaat slapen. Beide zorgen ze immers voor evenveel stollingsfactoractiviteit. Omdat bij een draagster een enorme varia- tie kan optreden met betrekking tot de verhouding waarin de verschillende X-chromosomen gaan slapen, is de variatie in de stollingsfactorspiegel erg groot in vergelijking met een niet- draagster.
Sinds de komst van de mogelijkheid tot het bepalen van de activiteit van factor VIII in het begin van de jaren 1950 was draagsteronderzoek hoofdzakelijk gebaseerd op het bepalen van de stollingsfactoractiviteit. In het midden van de jaren 1970 gaf Veltkamp aan dat met die activiteitsbepaling voor hemofilie A aan ongeveer 60% van de mogelijke draagsters uitsluitsel gegeven kon worden. In de meeste gevallen was het antwoord dat ze waarschijnlijk draagster waren; slechts bij enkelen was het meest waarschijnlijk dat ze géén draagster waren. In feite ging het om een kansberekening die was gebaseerd op twee gegevens: ten eerste de stamboom en ten tweede de uitkomst van de bepaling van factor VIII of factor IX.
Sinds 1970 was er een bepaling voor factor VIII bijgekomen die niet berustte op het meten van biologische activiteit maar op het meten van de aanwezigheid van factor VIII als eiwit in het plasma. In 1968 was Ted Zimmerman naar Case Western Reserve University in Cle- veland (Ohio) gegaan om daar samen te werken met Oscar Ratnoff.25 Hij gebruikte daarbij immunologische technieken. Zimmerman en Ratnoff konden door konijnen in te spuiten met gezuiverd factor VIII een antilichaam maken tegen deze factor, waarvan overigens later bleek dat het om een complex ging (zie hoofdstuk X). Met dit antilichaam werd bepaald hoe hoog de spiegel was van het ‘factor VIII-related antigen’ ongeacht de activiteit van de stollingsfactor. Deze techniek werd ook toegepast door Veltkamp. Met behulp van het verschil in plasma- spiegels tussen factor VIII-activiteit en factor VIII-related antigen, kon men in Leiden meer mogelijke draagsters van hemofilie A een antwoord geven op hun vraag: Ben ik een draagster? Is namelijk het factor VIII-related antigen hoger dan de factor VIII-activiteit (dat wil zeggen dat er zich inactief factor VIII in het plasma bevindt), dan pleit dit voor draagsterschap. Is de verhouding andersom, dan pleit dit tégen het draagsterschap. Zimmerman zou in 1970 van Case Western naar het Scripps Institute in La Jolla (CA) gaan waar hij zijn immunologisch onderzoek aan hemofilie en de ziekte van von Willebrand voortzette. Tal van Nederland- se trombose- en hemostase-onderzoekers zouden als post-doc onderzoek verrichten aan het Scripps Institute, waarvan enkelen in directe samenwerking met Zimmerman (hoofdstuk X).
Kadertekst VII.2
Dragers
De carrier detectie methode volgens Ted Zimmerman en Oscar Ratnoff werd door Velt- kamp overgenomen, maar pas nadat er in Cleveland (V.S.) in 1974 een internationale workshop had plaatsgevonden. Daar waren vier groepen voor uitgenodigd, drie Ameri- kaanse (Ratnoff, Zimmerman en Hoyer) en een groep uit Nederland, omdat ook zij een carriertest hadden ontwikkeld. Het was een uiterst bijzondere workshop want er werden bewezen vrouwelijke carriers en niet-carriers uit heel Amerika ingevlogen naar Cleveland om daar bloed af te staan. Na iedere groep konden de vier testontwikkelaars hun test op het plasma loslaten. Een saillant detail was dat Ratnoff uiteindelijk zijn bijdrage terugtrok omdat zijn resultaten tegenvielen.26
Veltkamp was dan wel een hybride van een clinicus en een laboratoriumwerker, de bio- chemie van de bloedstolling en van genetische testen vereiste steeds meer expertise. Na het vertrek van Coen Hemker werd in 1975 Rogier M. Bertina als research biochemicus uit Am-


































































































   100   101   102   103   104