Page 101 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 101
VII. Jan Veltkamp als inspirator 89
Afb. VII.2
Diagram: Erfelijkheid van hemofilie; de derde mogelijkheid komt zeer, zeer zelden voor22
draagsters van het hemofiele genotype. Draagsters bezitten gemiddeld 50% van de stollings- factoractiviteit en de variaties komen door modificaties van het op het X-chromosoom gelegen factor VIII-gen.23
Nu was er een opmerkelijke vaststelling gedaan, namelijk dat een vrouw, die dus twee X-chromosomen per lichaamscel heeft, níet tweemaal zoveel factor VIII of factor IX in haar plasma heeft als een man, die slechts 1 X-chromosoom heeft. In 1961 stelde dr. M. Lyon in Engeland een hypothese op om dit te verklaren.24 Deze hypothese werd algemeen aanvaard en is bekend komen te staan als het fenomeen van lyonisatie: vroeg in de embryonale ontwikke- ling gaat willekeurig één van de twee X-chromosomen in de vrouwelijke cel in de ‘slaapstand’ en wordt inactief. Vrouwen hebben dus, net als mannen, slechts één actief X-chromosoom per lichaamscel. Zodra het moment komt dat bij een vrouw één van de X-chromosomen moet gaan slapen, hetgeen volkomen willekeurig gebeurt wat betreft de keuze van het X-chromosoom in elke cel, zal bij een draagster van het hemofilie-gen een bepaalde verdeling optreden. Bij sommige draagsters zullen meer voor hemofilie coderende X-chromosomen ‘gaan slapen’ en bij andere zullen meer X-chromosomen met correct factor VIII ‘gaan slapen’. Dit is dus de verklaring dat ze gemiddeld 50% van het gehalte aan factor VIII (of factor IX voor hemo- filie B) in hun plasma hebben t.o.v. vrouwen die twee X-chromosomen met het goede factor