Page 100 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 100
88 Bloedstolling en bloedingsneiging
aard. Deze patiënten hebben vaak meer slijmvliesbloedingen (vooral van de neus) en minder gewrichtsbloedingen dan dat het geval is bij hemofilie A of B. De ziekte van von Willebrand komt dus zowel bij mannen als bij vrouwen voor en erft autosomaal over, dat wil zeggen niet aan de geslachtschromosomen gebonden (zie kadertekst VII.1).
Het stellen van de diagnose kon vroeger moeilijk zijn. Bij een mannelijke patiënt met een laag factor VIII-gehalte kan er zowel sprake zijn van hemofilie A als van de ziekte van von Willebrand. Een vrouw met een laag factor VIII gehalte kan draagster zijn van hemofilie A of aan de ziekte van von Willebrand lijden. Een familieonderzoek waarbij de wijze van over- erving wordt nagegaan kan hier helpen de juiste diagnose te stellen. Daarnaast kan de diagnose o.a. gesteld worden door het bepalen van de bloedingstijd door een sneetje in de arm te maken. De trombocytenfunctie is bij VWD-patiënten normaal, alleen de van von Willebrand-factor (VWF) afhankelijke adhesie van bloedplaatjes (aan bijvoorbeeld collageen) is bij deze ziekte gestoord (als gevolg van de VWF-deficiëntie).20
Kadertekst VII.1
Hieronder een, nu wat verouderde, samenvatting uit 1981 van de verschillen tussen hemofilie A en de klassieke ziekte van von Willebrand, volgens M.D. Schneider-Trip, medewerkster van Jan Wouter ten Cate in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam.21 Vandaag de dag zijn er een paar gewijzigde inzichten.
hemofilie A
Von Willebrand
Erfelijkheid
Geslachtsgebonden, recessief
Autosomaal, dominant
Bloedingstijd
Normaal
Verlengd
Glaspareltest = adhesie
Normaal
Verlaagd
Bloedplaatjesaggregatie door ristocetine
Normaal
Verminderd of afwezig
Factor VIII
- stollingsactiviteit
Verlaagd
Verlaagd
- eiwit (immunologisch)
Normaal
Verlaagd
- von Willebrand-factor
Normaal
Verlaagd
Na cryoprecipitaat transfusie
Eigen aanmaak niet aanwezig
Eigen ‘synthese’ van factor VIII
Door de overerfbaarheid van de ziekte hemofilie zijn vrouwen in een hemofiliefamilie even nauw betrokken bij de ziekte als de mannelijke patiënten zelf. Zekerheid omtrent draag- sterschap bestaat in de volgende gevallen:
1. vrouwen met twee zonen met hemofilie,
2. vrouwen met slechts 1 zoon met hemofilie, maar waarvan familieleden hemofilie hebben
(broer, oom van moederszijde, of grootvader van moederszijde), 3. dochters van hemofiliepatiënten.
Vrouwen die mogelijk draagster zijn, zijn bijvoorbeeld zussen van hemofiliepatiënten. Zij hebben vanuit het erfelijkheidsstandpunt bezien (zie onderstaand diagram) 50% kans om echt draagster te zijn. Bij deze mogelijke draagsters kan door middel van bepaling van hun factor VIII- of factor IX-gehalte bezien worden hoe groot de waarschijnlijkheid is dat ze draag- ster zijn. Hoe hoger de concentratie van de stollingsfactor, hoe kleiner de waarschijnlijkheid van draagsterschap, en hoe lager de activiteit, hoe groter de waarschijnlijkheid van draagster- schap. Veltkamp was een specialist in het ontrafelen van dergelijke erfelijke eigenschappen (uiteraard wordt dit tegenwoordig gedaan met DNA-onderzoek).
De ernst van hemofilie bij mannen, variërend van ernstige hemofilie tot subhemofilie, behoeft een verklaring die te maken heeft met de variabiliteit aan stollingsfactoractiviteit bij