Page 126 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 126
Hoofdstuk IX
Bloedstolling in Utrecht tegendraads? Jan Sixma als erflater
Door het grote publiek wordt de bloedstolling nogal snel geassocieerd met stollingsfactoren. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat bloederziekte, hemofilie, is te behande- len door het toedienen van stollingsfactor VIII c.q. factor IX. Deze medisch-moleculaire in- greep is geworden tot een medical landmark, een ultiem succes van medisch en natuurweten- schappelijk onderzoek. Daarnaast is de bloedstolling als een ‘waterval’ van opeenvolgende proteolytische reacties een krachtig voorbeeld van een moleculaire verklaring van een biolo- gisch proces: via deze cascade treedt een soort versterkingsproces op waardoor een geringe weefselbeschadiging kan leiden tot de vorming van een levensreddende afdichting van het beschadigde weefsel. Bloedstolling kan worden gezien als een proces waarbij vloeibaar bloed overgaat in gestold materiaal, aan de buitenlucht te zien als een bloedkorst. Als ultieme stap daarbij wordt fibrinogeen omgezet in onoplosbare fibrinevezels.
De bloedstolling - of beter gezegd de hemostase - heeft echter ook een morfologische component bestaande uit lichaampjes. Aan dat aspect van de bloedstolling werd al vanaf het eind van de 19de eeuw gewerkt met direct microscopisch onderzoek. De belangrijkste onderzoekingen op dit terrein werden gedaan tussen 1880 en 1910 bij proefdieren. Ook tussen 1940 en 1965 werden er nog verschillende directe microscopische aanvullingen gedaan, maar vooral bij de mens. Tegen die tijd was er echter ook een nieuw instrument ter beschikking gekomen, de elektronenmicroscoop (EM), waarmee cellen op het nivo van de celorganellen bestudeerd konden worden. Aan de Universiteit van Utrecht was het Jan Sixma die in de jaren 1960 begon met dergelijk EM-onderzoek van de hemostase.
In de jaren 1970 slaagden hij en zijn groep van de afdeling hematologie van het Aca- demisch Ziekenhuis Utrecht (AZU) erin via ponsbiopten van kleine huidwondjes informatie te verkrijgen over het bloedstelpingsmechanisme in de huid. Het bloedstelpingsproces bleek erg snel op te treden. De bloedvaatjes werden dertig seconden nadat de wond was gemaakt afgesloten door een bloedplaatjesprop, de hemostatische prop genoemd. Op EM-foto’s kon worden waargenomen dat in de daaropvolgende minuten de bloedplaatjes steeds dichter tegen elkaar gingen liggen. Deze toenemende vervlechting ging gepaard met uitstoting van met de elektronenmicroscoop waarneembare secretiekorrels. In de wond zelf en aan de rand van de hemostatische prop waren fibrinedraden te zien, die overigens binnenin de hemostatische prop zelf niet te zien waren. Aan de buitenzijde van de hemostatische prop waren de bloedplaatjes veranderd in lege blaasjes doordat de inhoud - via gaten in de membraan - naar buiten was gestroomd. De vervlochten bloedplaatjes namen een ronde vorm aan, en in de ruimte tussen de lege blaasjes ontstonden dan dikke fibrinevezels. De bloedplaatjesprop werd zo vervangen