Page 148 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 148
136 Bloedstolling en bloedingsneiging X.2 Mochtar als opvolger van Van Creveld
Eerder hebben we al gemeld dat het Wilhelmina Gasthuis werd opgericht om de patiënten- druk in het Binnengasthuis te verlichten. Zoals de naam zegt was het Binnengasthuis in de binnenstad van Amsterdam gelegen en was er daar geen ruimte om uit te breiden. Het lag ingeklemd tussen de Kloveniersburgwal, de Oude Manhuispoort en de Grimburgwal en kon, toen er moest worden uitgebreid, dus geen kant op.8
Iramsjah Ade Mochtar (Dé) was in 1953 bij Van Creveld gepromoveerd op Deutero- haemophilie (Christmas’ Ziekte, factor IX deficiëntie).10 Mochtar verdeelde zijn werktijd tussen de Van Creveldkliniek in Huizen en de Kinderkliniek van het Binnengasthuis. Hij was de vaste medeauteur van Van Crevelds publicaties met daarnaast enkele andere regelmatige medeauteurs zoals M.M.P. Paulssen, en later J.G. Koppe. In de Buitenkliniek c.q. Haemofilie Kliniek (later de Van Creveld-kliniek genoemd) kwam ook de jonge Jeanne Stibbe werken (zie ook hoofdstuk XIV) maar zij werd in 1968 gevraagd om een stollingslaboratorium in het ziekenhuis in Rotterdam op te zetten, op welk aanbod zij inging.11
In de tweede helft van de jaren zestig werd Mochtar, die de kroonprins was van Van Cre- veld maar werd gepasseerd door W.H.H. Tegelaers, meer en meer hoofdauteur van de weten- schappelijke publicaties vanuit de twee klinieken waar hij werkte. In die jaren concentreerde hij zich op de zuivering van factor VIII en de studie van de stabiliteit van deze bloedstollings- factor onder in vivo en in vitro omstandigheden.12 Inmiddels was het CLB in 1959 vanuit het Binnengasthuis verhuisd naar Slotervaart, maar de expertise rond lyofiel drogen van plas- mafracties was ook voor Mochtars groep behouden, en hij publiceerde daarover. Bij klinisch werk was Van Creveld steeds medeauteur.13
In het kader van de zuivering en bestudering van bloedstollingsfactor VIII werd in 1968 Jan van Mourik binnengehaald. Deze was in de jaren 1960 in Utrecht opgeleid als fysisch- chemicus en biofysicus. Betaald door ZWO was hij in 1968 - al voor zijn afstuderen - begon- nen met een promotie-onderzoek aan de Kinderkliniek van het Binnengasthuis in opdracht van Van Creveld zelf. Aanvankelijk gestart in Huizen zette Van Mourik dat werk voort in Amsterdam waar hij in 1970 werd aangesteld als medewerker van het BG. Na zijn promotie in 1975 zou hij verkassen naar het CLB in Slotervaart.14
Mochtar, destijds Lector Kindergeneeskunde, was de feitelijke begeleider van de promotiestudie en vanzelfsprekend helemaal toen Van Creveld in 1971 stierf.15 Een belangrijke doorbraak was de zuivering van het ‘factor VIII-complex’ (vide infra) met behulp van een ingenieus zuiveringsprotocol waarbij slim gebruik werd gemaakt van het enorme molecuulgewicht van dat complex.16 Het was een relatief simpele éénstapsprocedure welke bij kamertemperatuur werd uitgevoerd met normaal cryoprecipitaat als uitgangsmateriaal voor chromatografie. De sleutel tot het succes van Van Mourik en Mochtar was de verhoogde re- solutie welke werd verkregen door equilibreren van de Sepharose 6B kolom met een neutraal lineair polymeer (dextran). Dat was een suggestie die was ontleend aan de school van Zweed- se polymeerwetenschappers waar Van Mourik als fysisch-chemicus mee vertrouwd was. Niet in de laatste plaats door de context waarin hij werkte, zou Van Mourik er altijd naar streven om zijn biochemisch en biofysisch onderzoek een sterke band te geven met de klinische praktijk.