Page 188 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 188
Hoofdstuk XII
De ‘derde’ wereld: lyseerders en de hemostatische balans
In eerdere hoofdstukken hebben we gezien dat er in de eerste drie tot vier decennia na de tweede Wereldoorlog twee hoofdlijnen waren te onderkennen op het terrein van hemostase- en tromboseonderzoek. Enerzijds de ‘wereld’ van de bloedstolling in strikte zin, die zich hoofdzakelijk afspeelde in de vloeistoffase en anderzijds de ‘wereld’ van de bloedplaatjes. In de wandelgangen werden deze twee werelden, aldus Cees Kluft, ook wel aangeduid als respectievelijk de stollers (clotters) en de klonteraars (clutters).4 Gaandeweg bleek uit on- derzoek dat deze werelden niet los van elkaar bestaan maar dat deze elkaar raken. De rol van bloedplaatjesfosfolipiden bij de katalytische activiteit van stollingsfactoren is een markant voorbeeld van een dergelijke interactie.
Maar de bloedstollingsstoornis bij hemofiliepatiënten en de overmatige bloedstolling bij trombosepatiënten zijn pathologische processen. Het stollen van bloed bij een verwonding en het weer ‘oplossen’ van een stolsel (hemostatische plug) behoren tot het proces van de hemo- stase: het stoppen van een bloeding en het weer herstellen van de beschadigde vaatwand. Een secundair stolsel, nadat de bloedplaatjes eerst een primair stolsel hebben gevormd, bestaat uit een gel van fibrinedraden. Het doen verdwijnen van het stolsel is het lyseren van dat fibri- nenetwerk, fibrinolyse genoemd. Natuurlijk was dit proces al heel lang bekend: fibrinolyse werd al sinds het eind van de 19de eeuw bestudeerd. Maar fibrinolyse leek los te staan van de bloedstolling in strikte zin en de rol van de bloedplaatjes. Het leek in feite een ‘derde’ wereld binnen de hemostase.
Tage Astrup was een Deense onderzoeker die in de tweede helft van de jaren vijftig van de vorige eeuw naar voren bracht dat het fysiologische proces van de hemostase moest worden opgevat als een evenwicht tussen bloedstolling en fibrinolyse. Hij introduceerde in 1958 de term ‘hemostatische balans’.5 Het was niet eenvoudig om die twee processen tegelijkertijd in één experimentele opzet te bestuderen. Maar wanneer dat wel werd geprobeerd, was het effect dat de studie van de fibrinolyse een fysiologische betekenis kreeg in plaats van louter een biologisch proces waarbij restanten van een reddingsproces werden opgeruimd. Een kwart eeuw later werden eiwitten geïdentificeerd die een directe rol bleken te spelen bij zowel het proces van de bloedstolling als bij de fibrinolyse. Een voorbeeld daarvan is TAFI - Thrombin Activatable Fibrinolysis Inhibitor - waaraan door wetenschappers van het Gaubius Instituut in Leiden belangrijk werk is gedaan. Daarnaast is in dat instituut veel werk gedaan aan de precieze biochemie van de vorming van fibrine uit fibrinogeen en van het doen ‘oplossen’ van fibrine.
In dit hoofdstuk bespreken we het wetenschappelijk fibrinolyseonderzoek dat werd ge- daan aan het Gaubius Instituut in Leiden.6 De geschiedenis van dit instituut is opmerkelijk omdat, ten eerste, de instelling werd opgericht binnen de Leidse universiteit vanuit een be-