Page 300 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 300

288 Bloedstolling en bloedingsneiging
als ‘bijwerking’ dat het mogelijk werd om LMWH in de thuissituatie subcutaan toe te dienen. Voorts ging de impact van de Dutch Connection verder dan alleen de diagnose en be- handeling van trombosen. Hun EBM-methodologie werd door andere klinisch onderzoekers overgenomen en Büller cum suis droegen substantieel bij aan de acceptatie van evidence-
based medicine in Nederland.26
Maar er was nog een derde spin-off van de Dutch Connection: de vestiging van de vascu-
laire geneeskunde als medisch specialisme in Nederland. We hebben gezien dat het adagium van Jack Hirsh om een carrière als klinisch onderzoeker op te bouwen was je te richten op een veel voorkomende ziekte, i.c. trombose. Trombose was inderdaad een veel voorkomende ziekte, maar de behandeling ervan viel gewoonlijk onder een heel scala aan medische disci- plines. DTV viel gewoonlijk onder interne geneeskunde, longembolie was het onderwerp van de longarts, een hartaanval was het terrein van de cardioloog terwijl een beroerte het domein van de neuroloog was.
Dit weerspiegelde de bouw van het ‘Huis van de Geneeskunde’, welke was gebaseerd op de uiteenlopende organen, waarbij vaataandoeningen werden behandeld door díe specialist die het aangedane orgaan als onderwerp had. Historisch gezien was het menselijk vaatsysteem opgedeeld naar orgaan en werd het niet als systeem opgevat.
We hebben gezien dat Jan Wouter ten Cates afdeling een dynamiek onderging die be- gon bij hemofilie, toen overging naar hemostase en trombose en gaandeweg werd aangevuld met atherosclerose en inflammatie. Het effect van de toepassing van EBM op trombotische aandoeningen betekende dat - naast veneuze tromboses - ook arteriële tromboses tot het on- derzoeksveld gingen behoren. Overigens was het niet onomstreden dat veneuze en arteriële tromboses overeenkomstig biologische fenomenen vormden, maar uiteindelijk zou dat toch de algemene consensus worden. Dat leidde tot de vestiging van de vasculaire geneeskunde aan het eind van de 20ste eeuw. Het waren juist de perifere ziekenhuizen die in de symbiose tot vasculaire geneeskunde een verbetering zagen bij de behandeling van patiënten.
In 1998 werd Harry Büller benoemd tot hoogleraar in de Vasculaire Geneeskunde.27 Ook in Maastricht - waar het contact van de biochemisch georiënteerde trombose-wetenschappers met de kliniek decennialang problematisch was - kwam rond de eeuwwisseling een Vasculair Zorg- en Behandelcentrum.28
Deze opkomst van de vasculaire geneeskunde was tevens een resultaat van decennialang onderzoek naar de rol van de vaatwand bij hemostase en trombose, zoals in het volgende hoofdstuk wordt beschreven.


































































































   298   299   300   301   302