Page 37 - Geluk
P. 37
Met slechts een persoon ben ik tot nu toe in mijn leven echt gelukkig geweest. Met jou. En dan ga je op je 36ste dood. Ben je er niet meer. Moet ik je missen. En dat kan ik niet. Het lukt niet. Het zeurt als een gek. En niemand mag het zien. Van mij mag niemand dat zien. Dat is van ons. Dat gaat niemand een donder aan.
Ik had je nog zo veel willen vertellen, zo veel willen vragen. Je zo graag willen horen lachen, bij je willen zijn. Zo graag had ik van je willen horen wie mijn vader was, hoe hij eruitzag. Was het een losbol? Een angsthaas? Waarom is hij vertrokken? Of is ook hij overleden? Wat hadden jullie met elkaar gemeen. Iets moet er toch geweest zijn. Waarom heb je hem altijd verzwegen? Had hij broers of zussen? Ouders? Niks weet ik van hem. Elk spoortje heb je van hem gewist. Wat was jouw winst om hem in een groot zwart gat te laten verdwijnen?
Eigenlijk is dat iets wat ik niet zo leuk van je vind. Je zal er ongetwijfeld je redenen voor hebben, toch vind ik het lullig. Ik sleep dit mijn leven mee. Omdat er bij jou iets niet goed zat, iets knaagde. Het gaat wat ver om het een klotestreek te noemen, maar je had verdomme toch wel iets kunnen zeggen. Je had toch wel een hint kunnen geven. Hoe meer ik erover denk, hoe onsympathieker ik het van je vind. Je hebt me met een last opgezadeld waar ik niets mee kan. Jij had dat makkelijk kunnen verlichten, maar je deed het niet, je dacht alleen aan jezelf! Het is in wezen een minne streek.
Het spijt me dat ik zo tegen je tekeerga. Het moest er toch een keer uit. Niet dat het oplucht, want nu voel ik me weer schuldig dat ik je voor een egoïst uitmaak.
Ik hou zielsveel van je. Ben
35