Page 49 - Geluk
P. 49

Een afschuwelijk gezicht. Overal bloed. En dat noem ik dan geluk.
De tweede keer was tijdens de Kerstvakantie Ik was veertien en logeerde bij de zus van mijn stiefvader op een omgebouwde boerderij. Haar man, oom Herbert, was verzekeringswiskundige. We konden het samen uitstekend vinden. Hij hobbyde erbij als boer. Geen dieren, alleen landbouw. Ik heb veel van hem geleerd. Menigmaal heb ik hem geholpen op het land.
Waar we samen ook veel plezier aan beleefden was het maken van vuurwerk. Ik had hem namelijk verteld dat ik met vriendjes zelf bommetjes maakte om rond oud en nieuw af te steken. Dat had hij vroeger ook gedaan.”
In zijn speech blijft hij plots steken, brengt langzaam de hand
aan de mond, ingespannen nadenkend met gebogen hoofd.
De glazen werden bijgevuld. Julia reageerde nauwelijks en at
met zichtbaar genoegen.
“Enfin” hernam Ben zijn monoloog “we zaten, tot ergernis van
tante, regelmatig in de schuur kruit te mengen, lonten te maken
en dat soort dingen. Dat ging allemaal goed totdat oom een los
lontje wilde uitproberen en het, terwijl het op de rand van de
werktafel lag, aanstak. Met een sissend geluid vloog het door
de schuur midden in de pot met kruit.”
Julia keek niet op of om, maar at rustig en smakelijk verder.
“Het resultaat was desastreus. De pot knalde uit elkaar, het dak
van de schuur vloog er gedeeltelijk af en mijn oom verloor het
zicht uit een oog. Ik had niets, helemaal niets. Wat een geluk.”
47


































































































   47   48   49   50   51