Page 50 - Geluk
P. 50

Hij was, zo onhandig verbaal spartelend, wat onnozel. Op het
eind van de avond beloofde ze hem, enigszins high van de rode
wijn, nog eens te bellen.
❦
‘vreemd ogenblik van stilte, waarin elk het eigen bloed, hoort hameren aan de wanden, van het hart - hij hamert, met de vuist tegen de slapen’
Ben legde De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat naast zich neer. Het lezen van zijn geliefde schrijver kon zijn flaters zelfs niet tijdelijk verjagen. Integendeel. De verpersoonlijkte pogingen zijn verlatenheid te maskeren passeerden. ‘Waarheen gaan zij allen en keren nimmer weer.‘
Hij haalde een ijskoude fles bier uit de koelkast, ontkroonde deze en goot in een keer de helft door zijn keel.
‘Hinke pinke pereleer Wie zit er in mijn hof?’
❦
Twee niet in mij geïnteresseerde mannen van mijn moeder. Twee schepen die wat mij betreft altijd buitengaats zijn gebleven. Mamma heeft jullie nog uitgekozen. Ik niet. Jullie overkwamen mij. In jullie overdonderende afwezigheid - bij de een fysieke en bij de ander emotionele - zijn jullie er altijd geweest. Jullie bestaan moest jullie ontstentenis benadrukken.
Beste vaders, klootzakken,
48


































































































   48   49   50   51   52