Page 12 - ANTILL DGB
P. 12

Antilliaans Dagblad Vrijdag 4 januari 2019
  12
  Literatuur

         Laatste acht gedichten van




                                         De laatste acht gedichten, die Pierre Lauffer tegen het
                                         eind van zijn leven zou hebben geschreven, werden in
                                         1979 in Kristof opgenomen. Ze verschenen in 2011 met
                                         hun respectievelijke vertalingen in vier verschillende ta-
                                         len. De titel van deze uitgave door de Fundashon Pierre
                                         Lauffer is ‘Na final di kaminda’ (Aan het einde van de rit)
                                         en werd ontleend aan Lauffers gedicht ‘Orashon di ansha’
                                         (Gebed vol droefenis) uit ‘Lágrima i Sonrisa’,1973). In een
                                         inleiding gaf de toenmalige voorzitter, Sidney Joubert, als
                                         motief op: ,,De thema’s van het hevig terugverlangen naar
                                         wat is geweest, desillusie en het naderende einde zijn in
                                         al hun droefheid zo eigen aan Pierre en tegelijkertijd ook
                                         zo universeel, dat de Pierre Lauffer Stichting heeft ge-
                                         meend dat ze een aparte uitgave verdienen met daarbij de
                                         vertaling in vier talen.” Het gaat, aldus de voorzitter, om
                                         ‘juweeltjes van literaire expressie’. De vier talen waarin de
                                         gedichten vertaald werden, zijn: Nederlands, Engels,
                                         Spaans en Portugees.
  ‘Na final di kaminda’ (2011), het hier besproken boek.  Door Henry Habibe            ‘Patria’ (1944).



                          (interview met Garmers) toch  fer onder de loep willen nemen  wijze is hij daarbij telkens te  worden, maar het taalgebruik
  Vooraf
         etekent de vermelding  wel met het schrijven van poëzie  om na te gaan in hoeverre men  werk gegaan?   bevat niets nieuws.
         van de datum onder-  is doorgegaan. Als genoemde  zou kunnen spreken van ‘ju-  In ‘Patria’ wordt zijn ontgoo-
         aan het laatste van de  datum niet door Lauffer zelf  weeltjes van literaire expressie’.  cheling aan de hand van berijm- Gedicht II
  B acht gedichten (7-12-  werd opgetekend, dan is het  Ik bekijk, uiteraard, ook de stijl  de woorden tot uiting gebracht  Er is in Lauffers poëzie steeds
  1979) dat Lauffer al die gedich-  goed mogelijk dat die gedichten  van de gedichten. Men kan im-  (in de trant van ‘De Tachtigers’).  sprake van wisselende stemmin-
  ten op één dag geschreven  eerder dan 1979 geschreven zijn  mers onmogelijk van ‘juweel-  Het taalgebruik is voornamelijk  gen. Zo valt nu in Gedicht II een
  heeft? Dit lijkt mij onwaar-  (1979 wordt namelijk alleen on-  tjes’ spreken indien men slechts  gebaseerd op de fonische aspec-  opgewekte stemming te bespeu-
  schijnlijk. Wij zouden van de  der het laatste gedicht vermeld).  naar het thema kijkt en de vorm  ten, waarbij rijm een belangrijke  ren. Bij het zien van zijn oude
  veronderstelling kunnen uit-                    niet in ogenschouw neemt. De  rol speelt. In ‘Kumbu’ verschijnt  kuarta (kleine gitaar met vier
                                                  vraag waardoor ik me laat leiden  het gedicht ‘Mi kontesta’ (Mijn  snaren) denkt de dichter terug
  gaan dat de dichter, ondanks Onder de loep
  zijn voornemen om omstreeks  In het hierna volgende zou ik de  is: gaat het werkelijk om geheel  antwoord) waarin gesproken  aan de tijd, waarin hij dat ‘gitaar-
  1975 met schrijven op te houden  laatste acht gedichten van Lauf-  nieuwe thema’s en om een ge-  wordt van ‘het leven dat alleen  tje’ placht te bespelen. Nu hangt
                                                  heel nieuwe stijl die de legenda-  maar pijn inhoudt’. Het rijmen  het instrument aan de wand (hij
                                                  rische dichter aangewend heeft?  is niet helemaal verdwenen,  noemt het zijn ‘trouwe vriend’)
                                                  Anders gezegd: wat is eigenlijk  maar het taalgebruik is nu veel  en kijkt hij er heel nostalgisch
                                                  de bijzondere poëtische waarde  minder gebonden dan voor-  naar. Hij geeft spijtig toe dat hij
                                                  van deze acht gedichten?   heen. Er treedt nu een versobe-  het niet meer kan ‘strelen’. Zijn
                                                  Ik houd me hierbij aan de volg-  ring van het taalgebruik op. Op-  vingers zijn star geworden. Hij
                                                  orde zoals de gedichten in Kri-  vallend is wel dat in de tweede  denkt aan het niet meer in staat
                                                  stòf hebben gestaan en voorzie  strofe gezegd wordt: Tur legria/  zijn en zegt: ya mi n’ por karisiá
                                                  ze van de nummers: I tot en met  Tin simia/ Di desilusjon (alle  bo mas (ik kan je niet meer stre-
                                                  VIII.                  blijdschap draagt het zaad van  len), maar besluit aan het eind
                                                                         ontgoocheling in zich). Dit zijn  toch om een ‘deuntje’ te ontlok-
                                                                         praktisch dezelfde woorden die  ken aan de vier snaren. Opval-
                                                  Gedicht I
                                                  Het thema is hier de berusting  in Gedicht I voorkomen. Al is de  lend bij Lauffer is het frequente
                                                  van de dichter in zijn lot. Het  beschrijving in Gedicht I iets ge-  gebruik van een vers als ‘ya mi
                                                  begint als volgt (in vert.): Bedol-  comprimeerder uitgevallen, de  no por…. mas’ (ik kan niet
                                                  ven word ik onder stromen van  dichter kiest toch voor dezelfde  meer). Elders zegt hij: Ya no tin
                                                  herinnering: een film die almaar  woorden. Daar blijft het echter  lugá mas pa… (Er is geen plaats
                                                  doorloopt./ Gezichten, dingen  niet bij. Wordt de overrompe-  meer om…; in ‘Lagrima i Sonri-
                                                  die gebeuren, blijdschap en ont-  ling van de herinneringen in Ge-  sa’). Ook door middel van een
                                                  goocheling, het een volgt op  dicht I voorgesteld als ‘een al-  inversie: pa mi ja ta nada mas si-
                                                  het ander: een karavaan die voor  maar doorlopende film’, in het  no…. (mij rest niets meer dan…;
                                                  mij uit trekt. (vert. Fred de  gedicht ‘London’ (uit ‘Rosea den  ‘Kantika pa Bientu’). Nog dich-
                                                  Haas). De dichter stelt vast dat er  shinishi’; Ademtocht in as) ko-  terbij, qua periode: Ya no ta falta
                                                  niet veel meer te doen valt aan  men we die vergelijking ook te-  muchu mas (Het zal niet zo lang
                                                  die blijdschap en ontgoocheling:  gen: …Aunke stansha di mi fan-  meer duren; gedicht uit 1969).
                                                  noch wenen, noch lachen. En hij  tasia/ ta divino, un pelíkula kon-  Opmerkelijk is ook de wending
                                                  besluit dat ‘de farce des levens  tinuo…. Ook de vergelijking ‘als  van de gedachte ‘niet meer in
                                                  er een is van rommel-maar-wat-  in een karavaan’ komen we te-  staat zijn’ naar de gedachte van
                                                  aan zonder dat je enige bevredi-  gen in ‘Promé sunchi’ (Kumbu).  ‘ik zal het toch maar proberen’.
                                                  ging kunt oogsten’. De hier ont-  Daar zegt de dichter: Mira kara-  De prettige herinnering aan
                                                  vouwde visie is typisch ‘Laufferi-  vana di anjanan/ Pasando mi di-  vroeger (braspartijen) stemt
                                                  aans’.                 lanti. Zowel de woordkeus als de  hem in Gedicht II vrolijk te moe-
                                                   Legio gedichten heeft Lauffer  vergelijkingen zijn dus niet ori-  de. Na toegegeven te hebben dat
                                                  gedurende zijn leven daaraan  gineel. Bovendien heeft de dich-  hij zijn gitaartje niet meer kan
                                                  besteed. Reeds in zijn eerste  ter zijn pessimistische visie in  bespelen, zegt hij het te zullen
                                                  bundel, ‘Patria’ (1944), is deze  de loop der jaren tot in alle de-  blijven aanschouwen. In zijn ei-
                                                  visie aanwezig. Later ook in  tails reeds geëtaleerd. De be-  gen woorden: Sinembargo lo mi
   ‘Kumbu’, de bilinguale uitgave uit 2018.       ‘Kumbu’ (1955). Maar op welke  schrijving is weliswaar korter ge-  sigui kontemplabu…. Dit is weer
   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17