Page 123 - BOEK SELG.indb
P. 123
Boek 1 ■ Kindertijd en adolescentiejaren [1861–1879]
‘Door wat ik om mij heen had waargenomen en door waar ik nadenkend mee bezig was geweest, had ik in mijn ziel onbestemde maar brandende vragen over het leven en de wereld.’ 128
Brandende vragen
Enkele jaren later bij het aanbreken van de adolescentieperiode waren zijn “brandende vragen” andere dan die van zijn leeftijdgenoten. Een van deze brandende vragen betrof de draagkracht en reikwijdte van het menselijke begripsvermogen met betrekking tot de zintuiglijke wereld. Waarom deze vraag voor hem zo belangrijk was, beschreef hij in zijn autobiografie als
volgt:
‘Ik voelde dat ik tot de natuur zou moeten doordringen wilde ik in een verhouding tot de geestelijke wereld komen. Een wereld die zich aan mij op een vanzelfsprekende manier presenteerde. Ik zei mijzelf: het is alleen mogelijk een verhouding te vinden tot het beleven dat de ziel van de geestelijke wereld heeft, wanneer het denken zichzelf op zo’n wijze vormt, dat het tot het wezen van de natuurverschijnselen kan doordringen. Met deze gevoelens leefde ik gedurende mijn jaren in de derde en vierde klas van de middelbare school. Ik ordende zelf alles wat ik leerde zo, dat het mij in de buurt van het beschreven doel kon brengen.’ 129
Rudolf Steiner had innerlijke, scherpomlijnde, geestelijke belevenissen en ervaringen in en met de natuur. Daarnaast hield hij zich met natuurweten- schappelijke voorstellingen en gedachten bezig. Hoe deze gebieden met el- kaar samenhingen was hem volkomen onduidelijk. Dit probleem werd voor hem het uitgangspunt van een intensief proces van zoeken en nadenken. Gedurende dit proces vond hij in het voorjaar van 1877 als zestienjarige in de etalage van een boekhandel in Wiener Neustadt Immanuel Kants “Kri- tiek van de zuivere rede”. Het was een goedkope uitgave in het kader van Reclams “Universal-Bibliothek”, een reeks met Klassieken die kort daar- voor van start was gegaan. “Ik stelde alles in het werk om dit boek zo snel mogelijk te kopen” 130 De probleemstellingen die in dit werk door Kant wor-
128 Rudolf Steiner: Mein Lebensgang. [GA 28]o, p. 32. Ned. uitg., p. 37.
129 Ibid, pp. 37 /38 . Ned. uitg., p. 41.
130 Ibidem.
123

